ECLI:NL:CRVB:2005:AT3598
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- J.W. Schuttel
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WAO-schatting en maatmaninkomen van een directeur-grootaandeelhouder na verkeersongeval
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant, directeur van een touringcarbedrijf, die in verband met arbeidsongeschiktheid door een verkeersongeval een WAO-uitkering ontvangt. De uitkering was vastgesteld op een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%. De appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van zijn maatmaninkomen, dat door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) was vastgesteld op f 2.000,- per maand. De rechtbank Assen had eerder het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarna de appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 22 februari 2005. De rechtbank had overwogen dat bij de bepaling van het maatmaninkomen aansluiting moet worden gezocht bij het laatstelijk verdiende loon voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid. De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat het feitelijk loon van f 2.000,- per maand geen juiste afspiegeling vormt van de verdiencapaciteit van de appellant als directeur-grootaandeelhouder. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, maar wijst erop dat de rechtbank buiten de omvang van het geding is getreden door te oordelen over de resterende verdiencapaciteit.
De Raad concludeert dat het hoger beroep van de appellant niet kan slagen en bevestigt de aangevallen uitspraak, met wijziging van gronden. De Raad ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskosten worden toegewezen. De uitspraak is gedaan door een collegiaal orgaan, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en is openbaar uitgesproken op 5 april 2005.