ECLI:NL:CRVB:2005:AT3613
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens niet tijdig indienen van machtiging
In deze zaak heeft mr. drs. D.W.M. Weesie, werkzaam bij Arboned te Utrecht, namens de opposant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem. De rechtbank had op 17 augustus 2004 het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat de verlangde machtiging niet tijdig was ingediend. De uitspraak werd op 20 augustus 2004 aan partijen verzonden. De opposant heeft vervolgens verzet aangetekend tegen deze uitspraak. De behandeling van het verzet vond plaats op 23 februari 2005, waarbij de geopposeerde, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, niet aanwezig was.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn motivering aangegeven dat op grond van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:24, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de Raad van een gemachtigde een schriftelijke machtiging kan verlangen. Na het verzet heeft de Raad vastgesteld dat aan dit wettelijk voorschrift was voldaan. Het procesdossier van de rechtbank Arnhem, dat op 24 mei 2004 door de Raad was ontvangen, bevatte een proces-machtiging voor de bezwaarschriftprocedure en eventuele volgende beroepsprocedures.
Op basis van deze bevindingen heeft de Centrale Raad van Beroep besloten het verzet gegrond te verklaren. Dit betekent dat de eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem, waartegen verzet was ingesteld, vervalt. Het onderzoek zal worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond. De uitspraak werd gedaan door mr. Ch. van Voorst, in tegenwoordigheid van A. van Netten als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 6 april 2005.