ECLI:NL:CRVB:2005:AT3613

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/2634 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Ch. van Voorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens niet tijdig indienen van machtiging

In deze zaak heeft mr. drs. D.W.M. Weesie, werkzaam bij Arboned te Utrecht, namens de opposant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem. De rechtbank had op 17 augustus 2004 het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat de verlangde machtiging niet tijdig was ingediend. De uitspraak werd op 20 augustus 2004 aan partijen verzonden. De opposant heeft vervolgens verzet aangetekend tegen deze uitspraak. De behandeling van het verzet vond plaats op 23 februari 2005, waarbij de geopposeerde, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, niet aanwezig was.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn motivering aangegeven dat op grond van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:24, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de Raad van een gemachtigde een schriftelijke machtiging kan verlangen. Na het verzet heeft de Raad vastgesteld dat aan dit wettelijk voorschrift was voldaan. Het procesdossier van de rechtbank Arnhem, dat op 24 mei 2004 door de Raad was ontvangen, bevatte een proces-machtiging voor de bezwaarschriftprocedure en eventuele volgende beroepsprocedures.

Op basis van deze bevindingen heeft de Centrale Raad van Beroep besloten het verzet gegrond te verklaren. Dit betekent dat de eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem, waartegen verzet was ingesteld, vervalt. Het onderzoek zal worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond. De uitspraak werd gedaan door mr. Ch. van Voorst, in tegenwoordigheid van A. van Netten als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 6 april 2005.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
04/2634 WAO
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
mr. drs. D.W.M. Weesie, werkzaam bij Arboned te Utrecht, beweerdelijk gemachtigde van [opposant] te [vestigingsplaats], opposant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Mr. drs. D.W.M. Weesie, werkzaam bij Arboned te Utrecht, heeft namens [opposant] te [vestigingsplaats] hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank Arnhem (reg. nr. AWB 03/1919) tussen partijen gegeven uitspraak.
Bij uitspraak van 17 augustus 2004, welke op 20 augustus 2004 aan partijen is verzonden, heeft de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat de verlangde machtiging niet tijdig was ingediend.
Opposant is van die uitspraak in verzet gekomen.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad op 23 februari 2005, waar partijen - geopposeerde met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
II. MOTIVERING
Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:24, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de Raad van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen.
Na verzet is de Raad tot de conclusie gekomen dat aan dit wettelijk voorschrift is voldaan. Het procesdossier van de rechtbank Arnhem, door de Raad ontvangen op 24 mei 2004, bevat een proces-machtiging voor de bezwaarschriftprocedure en eventueel volgende beroepsprocedures.
Gezien het vorenstaande bestaat er aanleiding het verzet met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55, vijfde lid onder c van de Awb gegrond te verklaren. Gelet op artikel 8:55, zevende lid van de Awb vervalt de uitspraak waartegen verzet is ingesteld en wordt het onderzoek voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet gegrond.
Aldus gegeven door mr. Ch. van Voorst, in tegenwoordigheid van A. van Netten als griffier en uitgesproken in het openbaar op 6 april 2005.
(get.) Ch. van Voorst.
(get.) A. van Netten.