ECLI:NL:CRVB:2005:AT3664
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Herziening van nabestaandenuitkering en de behandeling van ZW-uitkering als inkomen in verband met arbeid
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 1 april 2005, gaat het om de herziening van een nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene Nabestaandenwet (ANW) van appellant, die ook een Ziektewet (ZW) uitkering ontving. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Almelo, waarin werd geoordeeld dat de ZW-uitkering als inkomen in verband met arbeid in mindering werd gebracht op de ANW-uitkering. De Raad voor de Rechtspraak heeft vastgesteld dat de Sociale Verzekeringsbank, als gedaagde, de taken en bevoegdheden van de Sociale Verzekeringsbank uitoefent sinds de wijziging van de wet in 2003.
De zaak kwam ter zitting op 16 maart 2005, waar appellant niet verscheen, maar gedaagde werd vertegenwoordigd door mr. P.C.J. van de Nes. De Raad oordeelde dat de herziening van de ANW-uitkering van appellant terecht was, omdat de ZW-uitkering als inkomen in verband met arbeid moest worden beschouwd. Appellant betoogde dat de ZW-uitkering niet als inkomen uit arbeid moest worden aangemerkt, maar de Raad wees erop dat de wetgever bij de uitvoering van de ANW expliciet had gekozen voor deze regeling.
De Raad bevestigde dat het hoger beroep niet kon slagen en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank in stand bleef. De Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend. De uitspraak benadrukt het belang van de inkomenstoets in de ANW en de rechtvaardiging voor het onderscheid tussen verschillende soorten inkomsten in het kader van de wetgeving.