ECLI:NL:CRVB:2005:AT3938
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Toekenning van WAO-uitkering en rechtmatig verblijf in Nederland
In deze zaak gaat het om de toekenning van een WAO-uitkering aan appellant, die in 1998 wegens ziekte uitviel als tuinbouwmedewerker. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, die zijn beroep tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een arbeidsongeschiktheidsverzekering ongegrond had verklaard. De Raad oordeelt dat appellant op de eerste arbeidsongeschiktheidsdag, 5 oktober 1998, niet rechtmatig in Nederland verbleef en daarom niet verzekerd was voor de WAO. Dit besluit is gebaseerd op de wetgeving omtrent arbeidsongeschiktheidsverzekeringen en de vereisten voor rechtmatig verblijf in Nederland.
Appellant, geboren in 1964 en van Turkse nationaliteit, had op de datum van zijn arbeidsongeschiktheid geen geldige verblijfsvergunning en had ook geen aanvraag ingediend. De Raad bevestigt dat gedaagde, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, terecht heeft besloten om geen WAO-uitkering toe te kennen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellant niet verzekerd was, omdat hij op de relevante datum niet rechtmatig in Nederland verbleef. Appellant had in bezwaar aangevoerd dat hij in het verleden wel arbeid had verricht in overeenstemming met de Wet arbeid vreemdelingen, maar de Raad oordeelt dat dit niet relevant is voor de beoordeling van zijn verzekeringsstatus op de eerste arbeidsongeschiktheidsdag.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. De beslissing wordt genomen door mr. H.J. Simon, met mr. M.F. van Moorst als griffier. De uitspraak is openbaar gedaan op 1 april 2005.