ECLI:NL:CRVB:2005:AT3954
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin haar beroep tegen de herziening van haar WAO-uitkering ongegrond werd verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 1 maart 2005, waarbij appellante in persoon aanwezig was, bijgestaan door P. Baartman, en de gedaagde vertegenwoordigd werd door W. de Rooy-Bal van het Uwv. De herziening van de WAO-uitkering vond plaats per 19 april 2002, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op 55 tot 65%. Appellante betoogde dat haar beperkingen niet correct waren ingeschat en dat zij volledig arbeidsongeschikt was. Ter onderbouwing overhandigde zij rapporten van neuroloog drs. D. Broere en orthopaedisch chirurg dr. C.M.T. Plasmans, die haar medische situatie onderzochten.
De Raad overwoog dat de belastbaarheid van appellante, zoals vastgesteld door verzekeringsarts E.R. Gerritse, niet was overschat. De Raad concludeerde dat de beschikbare gegevens voldoende steun boden voor het standpunt van gedaagde, dat appellante op de datum in geding niet meer geschikt was voor haar oude functie, maar wel in staat was om andere functies te vervullen. De rapporten van de deskundigen gaven geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen, aangezien zij primair betrekking hadden op appellantes beperkingen in haar oude functie.
De Raad benadrukte dat de beoordeling enkel betrekking had op de situatie op 19 april 2002 en dat eventuele verslechteringen na deze datum niet in de beoordeling konden worden meegenomen. De Raad concludeerde dat er geen redenen waren om te twijfelen aan de rechtmatigheid van het bestreden besluit en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De beslissing werd genomen door mr. K.J.S. Spaas, met M.H.A. Jenniskens als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 12 april 2005.