ECLI:NL:CRVB:2005:AT3972
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- Ch. J.G. Olde Kalter
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Weigering van ziekengeld op basis van psychische klachten en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de weigering van ziekengeld aan appellant door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant had zich ziek gemeld op 9 november 2001, maar het Uwv oordeelde dat hij op en na die datum niet wegens ziekte of gebrek ongeschikt was voor het verrichten van zijn arbeid. Dit besluit volgde op een eerdere herziening van zijn uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), waarbij zijn arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op 15 tot 25%. De rechtbank Utrecht had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarna appellant hoger beroep instelde.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 3 maart 2005, waarbij appellant en zijn advocaat niet verschenen. De Raad heeft de argumenten van appellant, die zich baseerden op rapporten van een klinisch psycholoog, beoordeeld. De Raad concludeerde dat er geen toename was van de lichamelijke of psychische klachten sinds de herziening van de WAO-uitkering. De Raad oordeelde dat de psychische klachten van appellant gelijk waren aan die ten tijde van de herziening en dat de diagnoses van de klinisch psycholoog niet werden ondersteund door andere medische gegevens.
Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van appellant afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om de kosten van de procedure te vergoeden, zoals bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met mr. Ch. van Voorst als voorzitter.