ECLI:NL:CRVB:2005:AT3974

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/2729 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlaging van WAO-uitkering en beoordeling van gezondheidstoestand

In deze zaak gaat het om de verlaging van de WAO-uitkering van appellante, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Breda. De Centrale Raad van Beroep behandelt de zaak, waarbij de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) als gedaagde optreedt. De zaak is ontstaan na de inwerkingtreding van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, waarbij het Uwv in de plaats is gekomen van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). Appellante had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 22 november 2001, waarbij haar uitkering werd herzien van 80-100% naar 35-45% arbeidsongeschiktheid. Het bestreden besluit van 2 augustus 2002 verklaarde dit bezwaar ongegrond, wat door de rechtbank werd bevestigd.

Tijdens de zitting op 1 maart 2005 is appellante verschenen, terwijl gedaagde niet aanwezig was. De Raad overweegt dat de argumenten van appellante in hoger beroep geen nieuwe gezichtspunten bevatten ten opzichte van haar eerdere stellingen. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is om de eerdere uitspraak van de rechtbank te herzien, en bevestigt deze. De Raad merkt op dat de beschikbare gegevens voldoende informatie bieden over de gezondheidstoestand van appellante op de relevante datum, en dat de niet onderbouwde mening van appellante niet het gewicht heeft dat zij eraan hecht.

Uitspraak

E N K E L VO U D I G E K A M E R
03/2729 WAO
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellante], wonende te [woonplaats], appellante,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder gedaagde tevens verstaan het Lisv.
Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 24 april 2003 reg.nr. 02/1722 WAO, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 1 maart 2005, waar appellante is verschenen en waar namens gedaagde -met voorafgaand bericht- niemand is verschenen.
II. MOTIVERING
Bij besluit van 22 november 2001 heeft gedaagde de uitkering van appellante ingevolge de Wet op de arbeidsongeschikt- heidsverzekering, welke laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 21 januari 2002 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%.
Bij besluit van 2 augustus 2002, hierna: het bestreden besluit, heeft gedaagde het tegen voormeld besluit gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard. Aan de orde is de vraag of de Raad de rechtbank kan volgen in haar oordeel dat het bestreden besluit in rechte kan standhouden.
De Raad overweegt als volgt.
Hetgeen in hoger beroep door appellante is aangevoerd bevat, in vergelijking met haar stellingname in eerste aanleg, geen nieuwe gezichtspunten en heeft de Raad niet tot een ander oordeel kunnen brengen dan het in de aangevallen uitspraak neergelegde oordeel van de rechtbank.
De Raad merkt nog op dat de beschikbare gegevens voldoende informatie bevatten omtrent de gezondheidstoestand van appellante op de in geding zijnde datum om tot een verantwoord oordeel te komen.
Aan de eigen, niet met medische gegevens onderbouwde, mening van appellante met betrekking tot haar gezondheidstoestand kan de Raad niet dat gewicht toekennen dat zij daaraan gehecht wil zien.
Nu ook overigens in het licht van artikel 8:69 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat het bestreden besluit in rechte geen stand kan houden, komt de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
II. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. K.J.S. Spaas in tegenwoordigheid van M.H.A. Jenniskens als griffier en uitgesproken in het openbaar op 12 april 2005.
(get.) K.J.S.Spaas.
(get.) M.H.A. Jenniskens.