ECLI:NL:CRVB:2005:AT3974
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- M.H.A. Jenniskens
- Rechtspraak.nl
Verlaging van WAO-uitkering en beoordeling van gezondheidstoestand
In deze zaak gaat het om de verlaging van de WAO-uitkering van appellante, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Breda. De Centrale Raad van Beroep behandelt de zaak, waarbij de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) als gedaagde optreedt. De zaak is ontstaan na de inwerkingtreding van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, waarbij het Uwv in de plaats is gekomen van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). Appellante had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 22 november 2001, waarbij haar uitkering werd herzien van 80-100% naar 35-45% arbeidsongeschiktheid. Het bestreden besluit van 2 augustus 2002 verklaarde dit bezwaar ongegrond, wat door de rechtbank werd bevestigd.
Tijdens de zitting op 1 maart 2005 is appellante verschenen, terwijl gedaagde niet aanwezig was. De Raad overweegt dat de argumenten van appellante in hoger beroep geen nieuwe gezichtspunten bevatten ten opzichte van haar eerdere stellingen. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is om de eerdere uitspraak van de rechtbank te herzien, en bevestigt deze. De Raad merkt op dat de beschikbare gegevens voldoende informatie bieden over de gezondheidstoestand van appellante op de relevante datum, en dat de niet onderbouwde mening van appellante niet het gewicht heeft dat zij eraan hecht.