ECLI:NL:CRVB:2005:AT4125

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/1621 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • J. Janssen
  • D.J. van der Vos
  • G.J.H. Doornewaard
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring van verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring wegens te late betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 april 2005 uitspraak gedaan over een verzet dat was ingediend door de opposant, die woonachtig is in Tunesië. De opposant had eerder hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, maar dit hoger beroep was niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet tijdig was betaald. De Raad had de opposant op 31 maart 2004 gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en hem in een aangetekend schrijven van 28 april 2004 geïnformeerd dat het griffierecht binnen vier weken op de rekening van de Raad moest zijn bijgeschreven. De opposant heeft echter pas op 1 juni 2004 het griffierecht betaald, wat na de gestelde termijn was.

In het verzetschrift voerde de opposant aan dat hij het schrijven van 31 maart 2004 niet had ontvangen, maar de Raad oordeelde dat er geen reden was om aan te nemen dat de opposant niet in verzuim was geweest. De Raad stelde vast dat het schrijven van 31 maart 2004 niet retour was ontvangen en dat de opposant wel degelijk op de hoogte was van de betalingsverplichting, zoals vermeld in het schrijven van 28 april 2004. De Raad concludeerde dat het verzet ongegrond was en dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

De uitspraak werd gedaan door mr. J. Janssen als voorzitter, met mr. D.J. van der Vos en mr. G.J.H. Doornewaard als leden, en mr. J.E. Meijer als griffier. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 15 april 2005.

Uitspraak

04/1621 AKW
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposant], wonende te [woonplaats] (Tunesië), opposant,
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
De Raad heeft bij uitspraak van 20 augustus 2004 het door opposant ingestelde hoger beroep tegen een ten aanzien van hem gegeven uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 december 2003, nummer AWB 02/4507 AKW, niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald.
Tegen die uitspraak heeft opposant op 15 september 2004 een verzetschrift ingediend.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad, gehouden op
4 maart 2005, waar partijen - met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
II. MOTIVERING
Bij schrijven van 31 maart 2004 is opposant gewezen op de verplichting tot betaling van griffierecht. Bij aangetekend schrijven van 28 april 2004 is opposant erop gewezen dat het door hem verschuldigde griffierecht binnen vier weken, te rekenen vanaf de datum van dat schrijven, dient te zijn bijgeschreven op de bankrekening van de Raad dan wel ter griffie dient te zijn gestort. Daarbij is erop gewezen dat overschrijding van die termijn leidt tot niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep.
De Raad stelt vast dat het griffierecht eerst op 1 juni 2004, derhalve na afloop van de in de brief van 28 april 2004 gestelde termijn, op de rekening van de Raad is bijgeschreven.
In het verzetschrift heeft opposant aangevoerd dat hij het schrijven van de Raad van 31 maart 2004 - in tegenstelling tot de andere door de Raad verzonden brieven waaronder het schrijven van 28 april 2004 - niet heeft ontvangen.
Hetgeen opposant heeft aangevoerd bevat geen grond op basis waarvan redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat opposant niet in verzuim is geweest.
De Raad overweegt daartoe dat van een onjuiste adressering van het schrijven van 31 maart 2004 niet is gebleken en dat voornoemd schrijven niet bij de Raad retour is ontvangen. Maar wat daarvan ook zij, in het schrijven van 28 april 2004, waarvan opposant aangeeft dat hij dit schrijven wel heeft ontvangen, staat duidelijk vermeld dat het verschuldigde griffierecht binnen vier weken nadien dient te zijn bijgeschreven op de bankrekening van de Raad dan wel ter griffie dient te zijn gestort.
Het verzet moet derhalve ongegrond worden verklaard.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. J. Janssen als voorzitter en mr. D.J. van der Vos en mr. G.J.H. Doornewaard als leden, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Meijer als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 15 april 2005.
(get.) J. Janssen.
(get.) J.E. Meijer.
GdJ
III. DéCISION
La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale),
statue:
Déclare le recours fondé
Par conséquent, décidée par M. le maître J. Janssen en qualité de président, M. le maître D.J. van der Vos et M. le maître G.J.H. Doornewaard comme membres, en présence de J.E. Meijer en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 15 avril 2005.