ECLI:NL:CRVB:2005:AT4166
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- D.J. van der Vos
- G.J.H. Doornewaard
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van gedaagde door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De herziening vond plaats op 20 april 2001, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op 35-45%, in plaats van de eerder toegekende 80% of meer. Gedaagde heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat door de rechtbank Breda op 6 januari 2003 gegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat de arbeidskundige onderbouwing van het bestreden besluit onjuist was, maar de medische grondslag niet. Appellant, het Uwv, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 25 februari 2005. Tijdens de zitting heeft appellant zijn standpunt toegelicht, waarbij hij zich baseerde op de correcte toepassing van het Schattingsbesluit WAO, WAZ en Wajong. Gedaagde heeft in zijn verweerschrift gesteld dat hij medisch meer beperkt is dan door appellant en de rechtbank is aangenomen, en heeft aangedrongen op een onafhankelijk onderzoek. De Raad heeft echter geconcludeerd dat de medische beoordeling zorgvuldig is uitgevoerd en dat de belastbaarheid van gedaagde correct is vastgesteld.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd en het inleidend beroep van gedaagde alsnog ongegrond verklaard. De Raad oordeelde dat de door gedaagde aangevoerde argumenten niet voldoende waren om te twijfelen aan de juistheid van het bestreden besluit. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de zaak in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving beslist.