ECLI:NL:CRVB:2005:AT4178
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- Ch.J.G. Olde Kalter
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Weigering van ziekengeld op basis van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 30 maart 2005, staat de weigering van ziekengeld centraal. Appellant, een heftruckchauffeur, had zich ziek gemeld wegens hartklachten, diabetes en chronische vermoeidheid. De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had op 10 juli 2002 besloten dat appellant niet (meer) wegens ziekte of gebreken ongeschikt werd geacht voor zijn arbeid, en daarom geen recht had op ziekengeld. Appellant ging in beroep tegen dit besluit, maar de rechtbank Roermond verklaarde het beroep ongegrond op 11 april 2003.
In hoger beroep voerde appellant aan dat hij op en na 12 juli 2002 niet in staat was om zijn werk te verrichten. De bezwaarverzekeringsarts had echter geconcludeerd dat appellant niet ongeschikt was voor zijn functie, na het verkrijgen van medische informatie van zijn behandelend cardioloog. De Raad overwoog dat de beschikbare medische gegevens geen aanknopingspunten boden om te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsartsen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de verzekeringsartsen zorgvuldig onderzoek hadden gedaan naar de medische situatie van appellant.
De Raad concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de eerdere oordelen van de verzekeringsartsen in twijfel trokken. De Raad bevestigde de beslissing van de rechtbank en oordeelde dat appellant op de relevante datum niet ongeschikt was voor zijn arbeid als heftruckchauffeur. De uitspraak benadrukt het belang van medische rapportages en de rol van verzekeringsartsen in het beoordelen van arbeidsongeschiktheid.