ECLI:NL:CRVB:2005:AT4281
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake korting op en vrijstelling van de basispremie ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep ingesteld door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 1 juli 2003. De rechtbank had het beroep van gedaagde gegrond verklaard en het Uwv opgedragen een nieuw besluit te nemen over de korting op en vrijstelling van de basispremie ingevolge artikel 77b (oud) van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) voor de premiejaren 1998 en 1999. De zaak is behandeld op 10 maart 2005, waarbij het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. M.J. Beelen. Gedaagde is niet verschenen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de werkgever de basispremie over de door hem verstrekte WAO-uitkeringen verschuldigd is. De Raad stelt vast dat het Uwv, en niet de werkgever, verantwoordelijk is voor de betaling van de basispremie. Dit oordeel is gebaseerd op de wetgeving en eerdere uitspraken van de Raad. De Raad verwijst naar een eerdere uitspraak van 22 januari 2004 ter ondersteuning van zijn standpunt.
De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van gedaagde ongegrond. De Raad ziet geen aanleiding om proceskosten te vergoeden, conform artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Schoemaker, in tegenwoordigheid van M. Renden als griffier, en is openbaar uitgesproken op 14 april 2005.