ECLI:NL:CRVB:2005:AT4332
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Th.C. van Sloten
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstand voor levensvatbaar bedrijfskapitaal voor kapsalon
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. A.L. Kuit, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die op 5 augustus 2003 het beroep tegen de afwijzing van zijn aanvraag om bijstand ongegrond verklaarde. Appellant had op 10 december 2001 een aanvraag ingediend voor bedrijfskapitaal en noodzakelijke kosten van het bestaan op basis van de Algemene bijstandswet (Abw) en het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz) voor het starten van een kapsalon. De gemeente Rotterdam, als gedaagde, heeft deze aanvraag op 21 mei 2002 afgewezen, omdat uit onderzoek bleek dat er geen sprake was van een levensvatbaar bedrijf.
Appellant betwistte de afwijzing en stelde dat hij, gezien zijn inzet en jarenlange ervaring, in staat moest worden geacht een renderende kapsalon te exploiteren. Hij voegde daaraan toe dat een medewerker van gedaagde, [naam betrokkene], hem het vertrouwen had gewekt dat hij in aanmerking zou komen voor de gevraagde bijstand. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 29 maart 2005, maar beide partijen zijn niet verschenen.
De Raad heeft de argumenten van appellant beoordeeld en verwees naar de relevante wetgeving. Volgens artikel 8, tweede lid, van de Abw kan een uitkering worden verleend aan werklozen die een levensvatbaar bedrijf starten. De Raad concludeerde dat gedaagde op basis van het ondernemingsplan van appellant, dat niet voldeed aan de levensvatbaarheidseisen, terecht had besloten de aanvraag af te wijzen. De Raad was van mening dat de enkele verwachting van appellant, zonder nadere cijfermatige onderbouwing, niet voldoende was om tot een ander oordeel te komen.
Met betrekking tot het vertrouwensbeginsel oordeelde de Raad dat er geen bewijs was dat appellant op basis van de informatie van [naam betrokkene] op een gunstig besluit mocht vertrouwen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees de proceskosten af. De uitspraak werd gedaan door mr. Th.C. van Sloten, met mr. P.E. Broekman als griffier, op 19 april 2005.