ECLI:NL:CRVB:2005:AT4479
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G.L.M.J. Stevens
- Rechtspraak.nl
Toekenning van uitkeringen aan vervolgingsslachtoffers en de ingangsdatum van de toekenning
In deze zaak gaat het om de erkenning van eiser als vervolgingsslachtoffer op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945. Eiser, geboren in 1930 in het voormalige Nederlands-Indië, heeft in 1976 erkenning gekregen als vervolgde en ontving sindsdien een periodieke uitkering. In 1995 heeft hij echter zijn aanspraken op deze uitkering ingetrokken. In 2002 heeft eiser opnieuw een aanvraag ingediend voor een periodieke uitkering en bijzondere voorzieningen, welke door de verweerster is toegewezen met een ingangsdatum van 1 november 2002. Eiser was het niet eens met deze ingangsdatum en heeft beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
De Raad heeft de zaak behandeld op 10 maart 2005, waarbij eiser niet aanwezig was, maar verweerster vertegenwoordigd was door J.J.G.A. Theelen. De Raad heeft overwogen dat de beslissing van eiser in 1995 om zijn aanspraken in te trekken niet berustte op een wilsgebrek. Eiser heeft in zijn beroep aangevoerd dat zijn psychische klachten na een reis naar Indonesië verbeterden, maar de Raad heeft geoordeeld dat dit niet voldoende was om de ingangsdatum van de uitkering te wijzigen. De Raad heeft geconcludeerd dat de ingangsdatum van de toekenning van de uitkering terecht is vastgesteld op de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is ingediend, namelijk 1 november 2002.
De Centrale Raad van Beroep heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen termen aanwezig geacht voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. G.L.M.J. Stevens, in tegenwoordigheid van J.P. Schieveen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 21 april 2005.