ECLI:NL:CRVB:2005:AT4507

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/598 CSV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de afwijzing van kosten van rechtsbijstand in premienota-zaak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Alkmaar, waarin het beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) ongegrond werd verklaard. Appellante had bezwaar gemaakt tegen twee premienota's over de jaren 1997 tot en met 1999, die aan haar waren opgelegd. In de bezwaarprocedure verzocht appellante om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand, maar het UWV wees dit verzoek af. De rechtbank oordeelde dat appellante onjuiste gegevens had verstrekt, wat leidde tot de conclusie dat de premienota's niet 'tegen beter weten in' waren opgelegd. Appellante ging in hoger beroep, waarbij zij betwistte dat zij onjuiste gegevens had verstrekt. De accountant van appellante verklaarde dat er een intern misverstand was geweest, maar de Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de kosten van rechtsbijstand niet voor toewijzing in aanmerking kwamen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Uitspraak

04/598 CSV
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te [vestigingsplaats], appellante,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellante is op 26 januari 2004 in hoger beroep gekomen van de tussen partijen gewezen uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 11 december 2003, kenmerk 03/630.
Gedaagde heeft op 24 maart 2004 een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 24 februari 2005.
Appellante is verschenen bij haar statutair directeur mr. R. Freriks.
Gedaagde heeft zich, met bericht, niet doen vertegenwoordigen.
II. MOTIVERING
Appellante heeft op 3 september 2001 bij gedaagde bezwaar gemaakt tegen twee aan haar opgelegde premienota’s over de jaren 1997 tot en met 1999 met betrekking tot de werkzaamheden van [naam werknemer]. Bij brief van 6 februari 2003 heeft appellante gedaagde verzocht om vergoeding van de accountantskosten die in verband met de bezwaarprocedure zijn gemaakt.
Bij besluit van 8 april 2003 heeft gedaagde het bezwaar van appellante gegrond verklaard, maar de vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in de bezwaarprocedure afgewezen.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 8 april 2003 ongegrond verklaard. Zij heeft daartoe overwogen dat, nu door thans appellante is erkend dat zij onjuiste gegevens heeft verstrekt, is komen vast te staan dat de onjuistheid van de premienota’s het gevolg is van het handelen van thans appellante. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarom niet worden gezegd dat gedaagde de bestreden premienota’s ‘tegen beter weten in’ heeft genomen. De kosten van rechtsbijstand in de bezwaarprocedure komen derhalve niet voor toewijzing in aanmerking.
In hoger beroep heeft appellante het oordeel van de rechtbank bestreden. Appellante voert aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat appellante heeft erkend dat zij onjuiste gegevens heeft verstrekt. Door appellantes accountant is ter zitting van de rechtbank uitsluitend verklaard dat door een intern misverstand de werkneemster omtrent wie in 1999 in rechte is komen vast te staan dat zij niet in loondienst was van appellante in 1999 nog niet uit de jaaropgave was verwijderd.
De Raad gaat er bij zijn hierna volgende oordeel van uit dat de in geding zijnde kosten van de bezwaarprocedure de kosten ad € 1.081,71 betreffen zoals die in de brief van 6 februari 2003 aan gedaagde zijn uitgedrukt.
De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank en overweegt daarbij dat ter zitting van de Raad namens appellante is bevestigd dat haar accountant aan gedaagde onjuiste gegevens heeft verstrekt.
De Raad acht geen termen aanwezig tot toepassing van artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. G. van der Wiel als voorzitter en mr. R.C. Stam en mr. drs. C.M. van Wechem als leden, in tegenwoordigheid van W.J.M. Fleskens als griffier en in het openbaar uitgesproken op 21 april 2005.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) W.J.M. Fleskens.