ECLI:NL:CRVB:2005:AT4630
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- J.W. Schuttel
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 19 april 2005, staat de weigering van een WAO-uitkering centraal. Appellant, vertegenwoordigd door mr. A. Kara, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de vraag of appellant terecht met ingang van 7 maart 2001 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) is geweigerd, omdat hij voor minder dan 15% arbeidsongeschikt werd geacht.
De Raad heeft vastgesteld dat gedaagde, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), appellant op 19 maart 2001 had geïnformeerd dat hij niet in aanmerking kwam voor een uitkering. Dit besluit werd later door gedaagde bevestigd, ondanks het bezwaar van appellant. De Raad concludeert dat appellant, op basis van het rapport van de verzekeringsarts M. Opheij, weer geschikt werd geacht voor zijn maatgevende arbeid. Dit werd ondersteund door verklaringen van appellant zelf, die aangaf zijn werk in ploegendienst volledig te hebben hervat.
De Raad heeft de argumenten van appellant in hoger beroep overwogen, maar kwam tot de conclusie dat de eerdere beslissing van gedaagde om de uitkering te weigeren terecht was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen schending was van het beginsel van hoor en wederhoor, aangezien appellant bij de hoorzittingen vergezeld was van een tolk. De Raad achtte de intrekking van het eerdere besluit niet in strijd met enige rechtsbeginsel en bevestigde de aangevallen uitspraak.