ECLI:NL:CRVB:2005:AT5016

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/1180 WUBO + 04/1181 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • C.G. Kasdorp
  • H.R. Geerling-Brouwer
  • K.J. Kraan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van uitkeringen op basis van gezondheidsklachten niet gerelateerd aan oorlogservaringen

In deze zaak gaat het om een beroep tegen besluiten van de Raadskamers WUV en WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, waarbij aanvragen van eiseres voor uitkeringen op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (WUBO) en de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (WUV) zijn afgewezen. Eiseres, geboren in 1924 in Soerakarta, heeft in maart 2003 aanvragen ingediend, stellende dat haar gezondheidsklachten voortkomen uit haar oorlogservaringen in het voormalige Nederlands-Indië. De verweersters hebben echter geconcludeerd dat de klachten van eiseres niet terug te voeren zijn op deze ervaringen, maar door andere oorzaken zijn ontstaan of verergerd.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 24 maart 2005, waarbij eiseres niet aanwezig was, maar haar echtgenoot en bewindvoerder wel. De Raad heeft de bestreden besluiten beoordeeld en vastgesteld dat deze naar behoren zijn voorbereid en gemotiveerd. De medische gegevens gaven onvoldoende aanleiding om te twijfelen aan de conclusies van de geneeskundige adviseurs van de verweersters, die de causaliteit van de psychische klachten van eiseres in twijfel trokken.

De Raad heeft ook de grief van eiseres dat er geen persoonlijk onderzoek heeft plaatsgevonden door een geneeskundig adviseur, overwogen. Ondanks de ernst van de geestelijke gezondheidstoestand van eiseres, oordeelde de Raad dat dit niet leidde tot de conclusie dat de besluiten niet in rechte stand konden houden. Uiteindelijk heeft de Raad de beroepen ongegrond verklaard en geen termen aanwezig geacht voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak werd gedaan op 28 april 2005.

Uitspraak

04/1180 WUBO + 04/1181 WUV
U I T S P R A A K
in de gedingen tussen:
[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,
en
de Raadskamers WUV en WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, verweersters.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN DE GEDINGEN
Onder dagtekening 16 januari 2004, kenmerk respectievelijk JZ/X70/2003 en JZ/X70/2003/0001, hebben verweersters ten aanzien van eiseres besluiten genomen ter uitvoering van respectievelijk de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (hierna: de Wubo) en de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (hierna: de Wuv).
Namens eiseres heeft haar echtgenoot, tevens bewindvoerder, [naam echtgenoot], tegen beide besluiten bij de Raad beroep ingesteld. Bij aanvullend beroepschrift met bijlagen is aangegeven waarom eiseres zich niet met de bestreden besluiten kan verenigen.
Verweersters hebben een verweerschrift ingediend.
De gedingen zijn gevoegd behandeld ter zitting van de Raad op 24 maart 2005. Aldaar is voor eiseres niemand verschenen. Verweersters hebben zich laten vertegenwoordigen door mr. T.R.A. Dircke, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. MOTIVERING
Namens eiseres, die geboren is [in] 1924 te Soerakarta in het voormalige Nederlands-Indië, zijn in maart 2003 bij verweersters aanvragen ingediend om toekenning van uitkeringen en voorzieningen als vervolgde in de zin van de WUV dan wel als burger-oorlogsslachtoffer in de zin van de WUBO. Daartoe is aangevoerd dat eiseres als gevolg van haar oorlogservaringen in het voormalige Nederlands-Indië symptomen vertoont die in verband gebracht kunnen worden met een oorlogssyndroom.
Verweersters hebben aanvaard dat eiseres, vanwege haar internering in de kampen Tjihapit te Bandung en Kampong Makassar te Batavia gedurende de Japanse bezetting van het voormalige Nederlands-Indië, vervolging heeft ondergaan in de zin van de WUV alsmede is getroffen door oorlogsgeweld in de zin van de WUBO. De aanvragen zijn niettemin afgewezen bij besluiten van 21 november 2003, zoals na bezwaar gehandhaafd bij de thans bestreden besluiten, op de grond dat de gezondheidsklachten van eiseres niet zijn terug te voeren op haar oorlogservaringen maar door andere oorzaken zijn ontstaan of verergerd, zodat niet is voldaan aan de terzake geldende wettelijke vereisten.
De Raad dient antwoord te geven op de vraag of de bestreden besluiten, gelet op hetgeen namens eiseres in beroep is aangevoerd, in rechte stand kunnen houden. Dienaangaande overweegt hij als volgt.
De standpunten van verweersters zijn in overeenstemming met de adviezen van een tweetal geneeskundige adviseurs welke berusten op een - bij haar echtgenoot verricht - hetero-anamnestisch onderzoek van eiseres op 16 oktober 2003 door de arts G.J. Laatsch, waarbij informatie van de huisarts van eiseres is betrokken, en op door de behandelend psychiater/geriater dr. P.J. Meijer op 29 december 2003 telefonisch verstrekte informatie. In genoemd rapport wordt vermeld dat eiseres voorafgaande aan haar in 2002 manifest geworden dementie zo nu en dan angstdromen had, maar overdag geen angsten van betekenis kende; dat zij wel oorlogsdocumentaires vermeed en mogelijk soms flashbacks ervoer bij het zien van bepaalde (journaal)beelden, maar dat die klachten niet dermate ernstig waren dat zij gepaard gingen met beperkingen in het dagelijks leven van eiseres, haar sociaal functioneren, haar concentratievermogen en de stressadaptatie.
Dr. Meijer heeft in voormeld telefoongesprek aangegeven dat eiseres in de beginfase van haar dementie erg angstig was waarbij ook haar oorlogsverleden een rol leek te spelen, maar naar mate de dementie voortschreed die samenhang niet langer meer was vast te stellen of te bespreken.
De Raad acht de bestreden besluiten op grond van die adviezen naar behoren voorbereid en gemotiveerd. In de ter beschikking staande medische gegevens heeft de Raad onvoldoende aanknopingspunten gevonden om te twijfelen aan de juistheid van de door verweersters, in het spoor van de hierboven bedoelde geneeskundig adviseurs, op basis van die gegevens ingenomen standpunt over de causaliteit van de psychische klachten van eiseres.
Voor wat betreft de grief van de gemachtigde van eiseres dat de bestreden besluiten zijn genomen zonder dat een geneeskundig adviseur van verweersters zich de moeite heeft getroost om eiseres persoonlijk te onderzoeken of zelfs maar te ontmoeten, is de Raad - hoezeer hij zich ook in deze grief kan inleven - van oordeel dat, gelet op de ernst van de geestelijke gezondheidstoestand van eiseres waardoor, zoals in confesso is, communicatie ter zake van een medisch onderzoek niet meer mogelijk is, daaruit niet kan volgen dat de bestreden besluiten niet in rechte stand kunnen houden.
Gelet op het vorenstaande dienen de ingestelde beroepen ongegrond verklaard te worden.
De Raad acht tot slot geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake een vergoeding van proceskosten. Mitsdien wordt beslist als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus gegeven door mr. C.G. Kasdorp als voorzitter, en mr. H.R. Geerling-Brouwer en mr. K.J. Kraan als leden, in tegenwoordigheid van E. Heemsbergen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 28 april 2005.
(get.) C.G. Kasdorp.
(get.) E. Heemsbergen.