ECLI:NL:CRVB:2005:AT5169

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/4284 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • G.J.H. Doornewaard
  • A.C.W. van Huussen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die van mening is dat zijn klachten door de gedaagde, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), zijn onderschat. De zaak is ontstaan na een besluit van 28 november 2001, waarin appellant werd meegedeeld dat zijn uitkering, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van 15-25%, ongewijzigd zou worden voortgezet. Appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij hij stelt dat hij medisch volledig arbeidsongeschikt is en niet in staat is de geduide functies te vervullen.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en de relevante feiten en omstandigheden zijn in de eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam weergegeven. De Raad heeft vastgesteld dat appellant op 20 juni 2001 door de verzekeringsarts drs. R.B. Sie is onderzocht, die concludeerde dat het belastbaarheidspatroon van appellant onveranderd van toepassing was. De bezwaarverzekeringsarts A. van Bruggen heeft deze conclusie onderschreven. De Raad oordeelt dat het besluit van gedaagde is gebaseerd op een toereikend onderzoek en dat de conclusies goed onderbouwd zijn.

De Raad heeft geen reden om aan te nemen dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is uitgevoerd. Appellant heeft geen objectieve medische stukken overgelegd die zijn standpunt ondersteunen. De Raad concludeert dat gedaagde voldoende functies heeft aangeduid die binnen de belastbaarheid van appellant vallen. De asterisk bij de functie stikker, die mogelijk een overschrijding van de belastbaarheid zou kunnen impliceren, wordt niet als zodanig beoordeeld, omdat de frequentie van bewegingen niet leidt tot een overschrijding van de belastbaarheid. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
03/4284 WAO
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder gedaagde tevens verstaan het Lisv.
Bij besluit van 28 november 2001 heeft gedaagde aan appellant medegedeeld dat zijn uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15-25% per 1 april 2001 ongewijzigd wordt uitbetaald.
Appellants bezwaar tegen dat besluit is bij besluit van 24 september 2002 (hierna: het bestreden besluit) gegrond verklaard en aan appellant is medegedeeld dat zijn WAO-uitkering per 1 april 2001 wordt herzien en nader vastgesteld op een mate van arbeidsongeschiktheid van 25-35%.
De rechtbank Rotterdam heeft bij uitspraak van 17 juli 2003, registratie nummer WAO 02/2959 (hierna: de aangevallen uitspraak), het beroep gericht tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Tegen de aangevallen uitspraak heeft mr. S. Urcun, advocaat te Rotterdam, op bij beroepschrift van 21 augustus 2003 aangevoerde gronden (met bijlagen), hoger beroep ingesteld.
Gedaagde heeft een verweerschrift, met bijlage, ingediend.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad, gehouden op 25 maart 2005, waar beide partijen
- met bericht - niet zijn verschenen.
II. MOTIVERING
Voor een uitgebreide weergave van de relevante feiten en omstandigheden volstaat de Raad met een verwijzing naar de aangevallen uitspraak.
Hetgeen in hoger beroep (evenals in beroep) namens appellant is aangevoerd komt er in essentie op neer dat gedaagde de klachten van appellant heeft onderschat, omdat appellant medisch gezien volledig arbeidsongeschikt is, en dat appellant dus niet in staat is de geduide functies te vervullen.
Gedaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank. Daartoe overweegt de Raad dat appellant op 20 juni 2001 gezien is door de verzekeringsarts drs. R.B. Sie die, blijkens zijn rapportage van 8 oktober 2001, dossierstudie heeft verricht, informatie van appellants huisarts heeft verkregen, appellant zelf lichamelijk heeft onderzocht en vervolgens het belastbaarheidspatroon van 12 januari 1996, waarin de beperkingen van appellant zijn opgenomen, onveranderd van toepassing heeft geacht. De bezwaarverzekeringsarts A. van Bruggen heeft in de bezwaarfase te kennen gegeven zich geheel met de conclusie van de primaire verzekeringsarts te kunnen verenigen. Naar het oordeel van de Raad is het besluit gebaseerd op een toereikend onderzoek en zijn de conclusies concludent en naar behoren onderbouwd. De Raad ziet geen reden het medisch onderzoek onzorgvuldig te achten en oordeelt dat het standpunt van appellant, dat hij medisch meer beperkt is dan door gedaagde is aangenomen, geen steun vindt in de gedingstukken. De Raad neemt mede in ogenschouw dat van de zijde van appellant geen enkel medisch stuk is overgelegd, laat staan enig objectief medisch stuk waaruit blijkt dat hij op de hier in geding zijnde datum meer of anders beperkt is dan door gedaagde is aangenomen.
De Raad oordeelt voorts dat gedaagde appellant voldoende functies met voldoende arbeidsplaatsen heeft geduid die vallen binnen de grenzen van de belastbaarheid van appellant en die ook voor het overige passend en geschikt voor hem zijn. De asterisk die aangeeft dat de belastbaarheid van appellant op het onderdeel "reiken" bij de functie stikker (fb-code 7964, functienr. 2571-0026-001) mogelijk wordt overschreden, maakt dat niet anders nu de frequentie van het aantal te maken bewegingen weliswaar hoger is dan de 100 maal waartoe appellant in staat wordt geacht, maar de afstand waarover gereikt dient te worden aanmerkelijk minder ver is dan appellant blijkens het belastbaarheidspatroon kan. Als gevolg van deze compensatie is er per saldo geen sprake van overschrijding van de belastbaarheid. Ook de asterisken bij onderdeel 28 leveren geen overschrijding op. Appellant is alleen (licht) beperkt belastbaar voor onderdeel 28A, werken onder tijdsdruk. Dat komt bij de geduide functies niet voor, zodat de Raad geen grond ziet voor het standpunt van appellant dat hij de functies niet kan vervullen.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak bevestigd dient te worden.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. G.J.H. Doornewaard, in tegenwoordigheid van mr. A.C.W. van Huussen als griffier en uitgesproken in het openbaar op 29 april 2005.
(get.) G.J.H. Doornewaard.
(get.) A.C.W. van Huussen.