ECLI:NL:CRVB:2005:AT5169
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.J.H. Doornewaard
- A.C.W. van Huussen
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die van mening is dat zijn klachten door de gedaagde, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), zijn onderschat. De zaak is ontstaan na een besluit van 28 november 2001, waarin appellant werd meegedeeld dat zijn uitkering, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van 15-25%, ongewijzigd zou worden voortgezet. Appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij hij stelt dat hij medisch volledig arbeidsongeschikt is en niet in staat is de geduide functies te vervullen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en de relevante feiten en omstandigheden zijn in de eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam weergegeven. De Raad heeft vastgesteld dat appellant op 20 juni 2001 door de verzekeringsarts drs. R.B. Sie is onderzocht, die concludeerde dat het belastbaarheidspatroon van appellant onveranderd van toepassing was. De bezwaarverzekeringsarts A. van Bruggen heeft deze conclusie onderschreven. De Raad oordeelt dat het besluit van gedaagde is gebaseerd op een toereikend onderzoek en dat de conclusies goed onderbouwd zijn.
De Raad heeft geen reden om aan te nemen dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is uitgevoerd. Appellant heeft geen objectieve medische stukken overgelegd die zijn standpunt ondersteunen. De Raad concludeert dat gedaagde voldoende functies heeft aangeduid die binnen de belastbaarheid van appellant vallen. De asterisk bij de functie stikker, die mogelijk een overschrijding van de belastbaarheid zou kunnen impliceren, wordt niet als zodanig beoordeeld, omdat de frequentie van bewegingen niet leidt tot een overschrijding van de belastbaarheid. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt.