ECLI:NL:CRVB:2005:AT5325

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 mei 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/2721 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • K.J.S. Spaas
  • J.G. Treffers
  • J.W. Schuttel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening mate van arbeidsongeschiktheid in het kader van de WAO

In deze zaak gaat het om de herziening van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem. De rechtbank had op 25 april 2003 geoordeeld dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) de belastbaarheid van appellant correct had vastgesteld. Appellant, vertegenwoordigd door mr. I.T. Martens van SRK Rechtsbijstand, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uwv van 10 januari 2002, waarin zijn uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering werd herzien van een volledige mate van arbeidsongeschiktheid naar 35 tot 45%.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 22 maart 2005, waarbij appellant niet aanwezig was, maar gedaagde werd vertegenwoordigd door mr. S. Croes. De Raad heeft de argumenten van appellant, waaronder het standpunt van de behandelend cardioloog B.T.J. Meursing en een rapport van psycholoog drs. C. de Rooy, overwogen. De Raad concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het Uwv de belastbaarheid van appellant juist heeft vastgesteld. De Raad heeft geen aanleiding gevonden om het bestreden besluit te herzien, en bevestigt daarmee de uitspraak van de rechtbank.

De Raad heeft ook geen termen gezien om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenveroordeling plaatsvindt. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is gedaan door een collegiaal orgaan, met K.J.S. Spaas als voorzitter en J.G. Treffers en J.W. Schuttel als leden, en is openbaar uitgesproken op 3 mei 2005.

Uitspraak

03/2721 WAO
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder gedaagde tevens verstaan het Lisv.
Namens appellant heeft mr. I.T. Martens, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand te Zoetermeer, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 25 april 2003, nummer 02/301 WAO, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 22 maart 2005, waar appellant, zoals tevoren was bericht, niet is verschenen en waar namens gedaagde is verschenen mr. S. Croes, werkzaam bij het Uwv.
II. MOTIVERING
Bij besluit van 10 januari 2002, verder: het bestreden besluit, heeft gedaagde het bezwaar van appellant tegen een eerder besluit gegrond verklaard en voorts besloten appellants naar een volledige mate van arbeidsongeschiktheid berekende uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering met ingang van 10 maart 2002 (bedoeld is: 15 maart 2002) te herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%.
De rechtbank heeft, zoals uit de aangevallen uitspraak blijkt, geoordeeld dat gedaagde uitgaande van de datum 15 maart 2002 de belastbaarheid van appellant juist heeft vastgesteld. In de aangevallen uitspraak is dit oordeel toegelicht waarbij de rechtbank aandacht heeft geschonken aan de gang van zaken bij de vaststelling van de belastbaarheid, de rol die het standpunt van de behandelend cardioloog B.T.J. Meursing daarbij heeft gespeeld en de restricties die in de geselecteerde functies voorkomen.
In hoger beroep is wederom gewezen op het standpunt van de cardioloog Meursing. Voorts is gewezen op een overgelegde Rapportage Beroepenorientatie van de psycholoog drs. C. de Rooy dat in 2001 aan het GAK Nijmegen is uitgebracht.
Hetgeen in hoger beroep is aangevoerd heeft de Raad geen aanleiding gegeven om anders over het bestreden besluit te oordelen dan de rechtbank in de aangevallen uitspraak heeft gedaan.
Wat betreft het standpunt van de behandelend cardioloog blijkt uit de overgelegde stukken duidelijk dat die cardioloog bij zijn bezwaar tegen zwaar werk het oog heeft gehad op appellants oude werkzaamheden als monteur, waarvoor ook gedaagde hem niet langer geschikt acht.
Het rapport van de psycholoog bevat naar het oordeel van de Raad geen aanwijzingen dat appellant op psychisch terrein wat betreft de belastbaarheid meer en/of ernstiger beperkt is dan de bezwaarverzekeringsarts S. Gommers heeft aangenomen.
Nu ook overigens in het licht van artikel 8:69 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat het bestreden besluit in rechte geen stand kan houden, komt de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. K.J.S. Spaas als voorzitter en mr. J.G. Treffers en mr. J.W. Schuttel als leden, in tegenwoordigheid van M.H.A. Jenniskens als griffier en uitgesproken in het openbaar op 3 mei 2005.
(get.) K.J.S. Spaas.
(get.) M.H.A. Jenniskens.