ECLI:NL:CRVB:2005:AT5339

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/4577 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning AOW-pensioen met korting wegens niet-verzekering

In deze zaak gaat het om de toekenning van een AOW-pensioen aan appellante, die in 1983 naar België verhuisde. Appellante diende in maart 2002 een aanvraag in voor AOW, maar kreeg een korting van 20% opgelegd omdat zij van 24 oktober 1991 tot en met 17 mei 2002 niet verzekerd was voor de AOW. De Sociale verzekeringsbank, gedaagde in deze procedure, handhaafde deze korting bij besluit van 11 juli 2002. Appellante ging in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die haar beroep ongegrond verklaarde. De rechtbank oordeelde dat appellante tijdig was geïnformeerd over haar verzekeringspositie en dat de korting terecht was toegepast op basis van de AOW-regelgeving.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad stelde vast dat appellante in de periode van 10 jaar niet verzekerd was en dat de korting van 2% per niet-verzekerd jaar correct was toegepast. De Raad oordeelde dat appellante, ondanks haar verplaatsing naar België, in redelijkheid had moeten inzien dat zij informatie had moeten inwinnen over haar AOW-rechten. De Raad wees erop dat appellante in haar beroepschrift erkende dat zij in december 1990 een brief had ontvangen waarin haar verzekeringspositie werd toegelicht. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet kon slagen en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

03/4577 AOW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellante], wonende te [woonplaats] (België), appellante
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Met ingang van 1 januari 2003 zijn de artikelen 3,4 en 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, voorzover het betreft de Sociale verzekeringsbank in werking getreden. Thans oefent gedaagde de taken en bevoegdheden uit die tot genoemde datum werden uitgeoefend door de Sociale Verzekeringsbank. In deze uitspraak wordt onder gedaagde tevens verstaan de Sociale Verzekeringsbank.
Appellante heeft op daartoe bij beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 augustus 2003, reg. nr. AWB 02/3401 AOW, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft hierop bij schrijven van 26 november 2003 gereageerd.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad, gehouden op 25 maart 2005, waar appellante -met voorafgaand bericht- niet is verschenen, en waar gedaagde zich heeft doen vertegenwoordigen door G.J.N. Keuper, werkzaam bij de Sociale verzekeringsbank.
II. MOTIVERING
Appellante is geboren [in] 1937 in Haarlem. Zij bezit de Nederlandse nationaliteit. In 1983 is zij met haar echtgenoot naar België verhuisd.
In maart 2002 heeft appellante een aanvraag om een pensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) ingediend.
Bij besluit van 13 maart 2002, gehandhaafd bij besluit van 11 juli 2002 (hierna: het bestreden besluit), heeft gedaagde aan appellante met ingang van mei 2002 een AOW-pensioen toegekend waarop een korting van 20% is toegepast. Daarbij is overwogen dat appellante in de periode van 24 oktober 1991 tot en met 17 mei 2002 niet verzekerd is geweest voor de AOW.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Zij heeft daartoe als volgt overwogen (waarbij voor eiseres moet worden gelezen appellante en voor verweerder gedaagde):
“(…)Ingevolge artikel 6, eerste lid, van de AOW is verzekerd overeenkomstig de bepalingen van deze wet, degene die nog niet de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt, indien hij naar de omstandigheden beoordeeld in Nederland woont of indien hij ter zake van in Nederland in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen.
In het derde lid van dit artikel is bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, in afwijking van het eerste lid, uitbreiding dan wel beperking kan worden gegeven aan de kring der verzekerden. Op grond van deze bepaling is het Besluit Uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 (besluit van 24 december 1998, Stb. 1998, 746; laatstelijk gewijzigd bij Besluit van 13 december 2001, Stb. 2001, 687 hierna: KB 746) in werking getreden.
De rechtbank stelt vast dat eiseres in de periode van 30 juni 1983 tot en met 23 oktober 1991 meeverzekerd was met haar echtgenoot op grond van EG-Verordening 1408/71 (van de Raad van de EG van 14 juni 1971, Publikatieblad
EG 1971 L149/2) Bijlage VI artikel J2 onder b en f. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit in overeenstemming met deze regelgeving is genomen. Met verweerder stelt de rechtbank vast dat er geen nationale of internationale regel bestaat op grond waarvan eiseres gedurende het tijdvak van 24 oktober 1991 tot en met 17 mei 2002 als verzekerde kan worden aangemerkt.
Op grond van het voorgaande dient te worden geconcludeerd dat eiseres in totaal gedurende (afgerond) 10 jaren niet verzekerd voor de AOW is geweest.
Aangezien ingevolge artikel 13 van de AOW voor elk kalenderjaar dat de pensioengerechtigde niet verzekerd is geweest een korting van 2% dient te worden toegepast, is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht heeft beslist eiseres een ouderdomspensioen ter hoogte van 80% van het maximale pensioen toe te kennen.
Voor wat betreft de stelling van eiseres dat zij niet juist is geïnformeerd stelt de rechtbank vast dat eiseres door verweerder is geïnformeerd bij brief van 13 december 1990 waarvan eiseres de ontvangst niet heeft betwist. Voorts is de rechtbank met verweerder van oordeel dat nu eiseres was meeverzekerd met haar echtgenoot, in redelijkheid van haar gevergd kan worden dat zij nadere informatie had ingewonnen over haar eigen aanspraken op AOW.”
De Raad kan zich in hoofdzaak verenigen met dit oordeel van de rechtbank en maakt dat tot het zijne. Hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd heeft de Raad niet tot een ander oordeel kunnen brengen. Hierbij merkt de Raad op dat appellante in haar beroepschrift van 22 juli 2002 heeft erkend in december 1990 een schrijven van gedaagde te hebben ontvangen waarin haar werd meegedeeld dat zolang haar echtgenoot in Nederland verplicht verzekerd is voor de AOW en de Algemene Weduwen- en Wezenwet (AWW) zij vrijwillig verzekerd blijft voor de AOW/AWW. Appellante is destijds derhalve (tijdig) geïnformeerd over haar verzekeringspositie.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet kan slagen en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
De Raad acht geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Beslist wordt mitsdien als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. T.L. de Vries als voorzitter en mr. H.J. Simon en mr. A.W.M. Bijloos als leden, in tegenwoordigheid van M. Gunter als griffier en uitgesproken in het openbaar op 29 april 2005.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) M. Gunter.