ECLI:NL:CRVB:2005:AT5463
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- E. Aardema
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens gebrek aan procesbelang
In deze zaak heeft de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem van 9 juli 2003. De rechtbank had het beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Het besluit betrof een correctienota die aan gedaagde was opgelegd over de jaren 1997 tot en met 2002, omdat gedaagde niet had voldaan aan de wettelijke verplichting om identiteitsbewijzen van werknemers in de loonadministratie op te nemen.
Tijdens de zitting op 24 maart 2005 heeft appellant, vertegenwoordigd door L.E. Willemen, zijn standpunt toegelicht. Gedaagde werd vertegenwoordigd door A.H. Zijlstra. Appellant stelde dat de rechtbank de wet niet correct had uitgelegd en dat het hoger beroep om principiële redenen moest worden voortgezet, ondanks het feit dat er geen concreet financieel belang meer was, aangezien de belastingdienst geen naheffing had opgelegd.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat er onvoldoende procesbelang was voor het hoger beroep. Volgens vaste jurisprudentie is voor een ontvankelijk hoger beroep vereist dat er een direct tot de rechtsstrijd herleidbaar belang is. Aangezien appellant geen specifiek belang kon aanvoeren dat gerelateerd was aan het geschil, werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Daarnaast heeft de Raad appellant veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, tot een bedrag van € 644,00, wegens verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd gedaan door de Centrale Raad van Beroep op 28 april 2005, met mr. B.J. van der Net als voorzitter en mr. drs. N.J. van Vulpen-Grootjans en prof. mr. E. Aardema als leden.