ECLI:NL:CRVB:2005:AT5598
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- J. Janssen
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens niet tijdig betaald griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 mei 2005 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. Het verzet was ingesteld door de opposant, vertegenwoordigd door mr. M.M. Enneking, tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 26 januari 2005. In die uitspraak werd het hoger beroep van de opposant niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald. De opposant woonde te [woonplaats] en was in geschil met de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
De Raad heeft in het verzet vastgesteld dat het griffierecht op 19 oktober 2004, dus tijdig, was betaald. Dit werd bevestigd door de gemachtigde van de opposant in het verzetschrift. Gezien deze bevindingen heeft de Raad de vraag beantwoord of de eerdere niet-ontvankelijk verklaring terecht was. De Raad concludeerde dat het verzet gegrond was en dat de eerdere uitspraak, waarin het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard, verviel.
De uitspraak werd gedaan met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht. De Centrale Raad van Beroep heeft het onderzoek voortgezet in de stand waarin het zich bevond, wat betekent dat de zaak opnieuw werd beoordeeld. De uitspraak werd gedaan door mr. J. Janssen, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 13 mei 2005.