ECLI:NL:CRVB:2005:AT5626
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- M.H.A. Uri
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de arbeidsongeschiktheidsclassificatie en afwijzing van hoger beroep inzake WAO-uitkering
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 13 mei 2005, betreft het een hoger beroep van appellant tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Het bestreden besluit, genomen op 5 december 2002, verklaarde het bezwaar van appellant ongegrond tegen een eerder besluit van 1 juli 2002. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. E.S.L. Bos-Veterman, stelde dat er voldoende medische onderbouwing was voor zijn grieven, met verwijzing naar het medisch journaal van zijn huisarts.
De Raad oordeelde dat de gedingstukken geen grondslag bieden om de bevindingen van de (bezwaar)verzekeringsarts te weerleggen. De verzekeringsarts had appellant onderzocht en op basis van de beschikbare gegevens en eigen onderzoek geconcludeerd dat de vertaling van het anatomisch substraat naar het Functionele InschattingsSysteem (FIS) medisch verantwoord was. De bezwaarverzekeringsarts had ook bevestigd dat de gegevens van de huisarts een adequate onderbouwing vormden voor het medisch oordeel.
De Raad concludeerde dat appellant zijn stelling dat zijn beperkingen waren onderschat niet met nieuwe medische stukken had onderbouwd. Daarom werd het hoger beroep van appellant afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd. De Raad achtte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend. De uitspraak van de rechtbank Utrecht, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard, bleef in stand.