ECLI:NL:CRVB:2005:AT5763
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- D.J. van der Vos
- G.J.H. Doornewaard
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en geschiktheid voor arbeid
In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van gedaagde door de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De intrekking vond plaats op basis van het standpunt dat gedaagde geen beperkingen meer ondervond die voortkwamen uit ziekte of gebrek. De rechtbank Maastricht had eerder het beroep van gedaagde gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, maar het Uwv ging in hoger beroep. Tijdens de zitting op 18 maart 2005 was gedaagde niet aanwezig, maar haar advocaat, mr. R.C. Breuls, diende een verweerschrift in.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden zoals vermeld in de eerdere uitspraak van de rechtbank overgenomen. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts Lemmers, die gedaagde op 23 november 1998 had onderzocht, tot de conclusie was gekomen dat gedaagde een normaal stabiel en belastbaar psychisch toestandsbeeld had. De bezwaarverzekeringsarts K.L. Tetelepta-Tan bevestigde dat het onderzoek aan de eisen van zorgvuldigheid voldeed en dat de conclusie van Lemmers consistent was met zijn eigen bevindingen en het psychologische onderzoek.
De Raad concludeerde dat er geen aanwijzingen waren dat gedaagde beperkingen had voor het verrichten van arbeid en dat zij in staat was haar eigen werk te verrichten. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het inleidend beroep alsnog ongegrond. De beslissing werd uitgesproken op 29 april 2005 door mr. J. Janssen als voorzitter en de leden mr. D.J. van der Vos en mr. G.J.H. Doornewaard, in tegenwoordigheid van griffier mr. J.E. Meijer.