ECLI:NL:CRVB:2005:AT5845

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 mei 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/1378 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.J. van der Vos
  • M.H.A. Uri
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en geschiktheid voor functies in het kader van de WAO

In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 13 mei 2005, staat de herziening van een WAO-uitkering centraal. Appellant, een voormalig politieambtenaar, ontvangt sinds 15 mei 1997 een uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%. Gedaagde, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), heeft deze uitkering per 13 maart 2000 herzien naar een mate van 45 tot 55% op basis van een besluit van 15 augustus 2001. Appellant betwist deze herziening en stelt dat zijn medische beperkingen ernstiger zijn dan door gedaagde is erkend.

De rechtbank heeft in eerste instantie de conclusies van de revalidatiearts W.C.G. Blanken gevolgd, die aangaf dat appellant meer beperkt is in het gebruik van zijn rechterpols dan eerder vastgesteld, maar dat hij desondanks in staat zou moeten zijn om de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies te vervullen. Appellant heeft in hoger beroep zijn bezwaren herhaald en specifiek aangevoerd dat hij ongeschikt is voor de functie van bewaarder/beveiligingsbeambte.

De Raad heeft de argumenten van appellant beoordeeld, maar vond geen nieuwe medische gegevens die het oordeel van de rechtbank zouden kunnen ondermijnen. De Raad concludeert dat er voldoende andere functies beschikbaar zijn die appellant kan vervullen, zelfs als de functie van bewaarder/beveiligingsbeambte zou vervallen. De aangevallen uitspraak van de rechtbank wordt dan ook bevestigd, en er zijn geen termen aanwezig om gedaagde te veroordelen in de proceskosten.

De uitspraak is gedaan door mr. D.J. van der Vos, in aanwezigheid van M.H.A. Uri als griffier, en is openbaar uitgesproken op 13 mei 2005.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
03/1378 WAO
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder gedaagde tevens verstaan het Lisv.
Namens appellant heeft mr. P.F. Adolf, werkzaam bij D.A.S. Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij, op bij beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de door de rechtbank Alkmaar onder dagtekening
11 februari 2003 tussen partijen gegeven uitspraak (reg. nr.: WAO 01/1728), waarnaar hierbij wordt verwezen.
Gedaagde heeft bij schrijven van 17 juni 2003 van verweer gediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad, gehouden op 1 april 2005, waar appellant met schriftelijke kennisgeving, niet is verschenen en waar gedaagde zich heeft doen vertegenwoordigen door mr. D.E.C. Veugen, werkzaam bij het Uwv.
II. MOTIVERING
Appellant, voorheen werkzaam geweest als politieambtenaar, regio Amsterdam/Amstelland, ontvangt in verband met rechterpolsklachten sedert 15 mei 1997 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%. Bij het thans bestreden besluit van 15 augustus 2001 heeft gedaagde de herziening van deze uitkering per 13 maart 2000 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55% gehandhaafd.
In beroep heeft appellant gesteld dat zijn medische beperkingen in ernst meer waren toegenomen dan bij het bestreden besluit is aanvaard. De rechtbank heeft zich omtrent die beperkingen en de mogelijkheden van appellant om met inachtneming daarvan de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies te vervullen zich van verslag en advies laten dienen door de revalidatiearts W.C.G. Blanken. Deze deskundige is bij rapport van 6 juni 2002 tot de conclusie gekomen dat appellant meer beperkt is in (het gebruik van) zijn rechterpols dan door de verzekeringsarts was aangegeven, maar dat appellant desalniettemin in staat moest worden geacht alle functies te vervullen, inclusief de functie van bewaarder/ beveiligingsbeambte, waarin incidenteel 10 kg moet worden getild.
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak doorslaggevende betekenis toegekend aan voormelde conclusie van de deskundige Blanken en ook geen aanleiding gezien de arbeidskundige grondslag van de arbeidsongeschiktheidsschatting voor onjuist te houden.
In hoger beroep heeft appellant, onder herhaling van hetgeen hij in bezwaar en beroep heeft aangevoerd, het oordeel van de rechtbank bestreden. Voorts heeft appellant in het bijzonder aangevoerd dat hij ongeschikt is voor de functie van bewaarder/beveiligingsbeambte.
Gedaagde heeft ter zitting er nog op gewezen dat sprake is van een tweetal functies bewaarder/beveilingsbeambte in de functiebestandscode 5899 met ieder meer dan 7 arbeidsplaatsen en dat slechts in een van de twee functies een overschrijding ten aanzien van tillen plaatsvindt.
De Raad ziet in hetgeen van de zijde van appellant is aangevoerd, niet ondersteund tot nieuwe gegevens van medische aard, geen aanknopingspunten het oordeel van de rechtbank voor onjuist te houden. Naast hetgeen van de zijde van gedaagde is aangevoerd met betrekking tot de geschiktheid van de functie bewaarder/beveiligingsbeambte wijst de Raad erop dat als deze functie zou vervallen, nog voldoende functies met voldoende arbeidsplaatsen resteren die de schatting kunnen dragen.
Mitsdien komt de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. D.J. van der Vos in tegenwoordigheid van M.H.A. Uri als griffier en uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2005.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) M.H.A. Uri.