ECLI:NL:CRVB:2005:AT5845
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- M.H.A. Uri
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en geschiktheid voor functies in het kader van de WAO
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 13 mei 2005, staat de herziening van een WAO-uitkering centraal. Appellant, een voormalig politieambtenaar, ontvangt sinds 15 mei 1997 een uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%. Gedaagde, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), heeft deze uitkering per 13 maart 2000 herzien naar een mate van 45 tot 55% op basis van een besluit van 15 augustus 2001. Appellant betwist deze herziening en stelt dat zijn medische beperkingen ernstiger zijn dan door gedaagde is erkend.
De rechtbank heeft in eerste instantie de conclusies van de revalidatiearts W.C.G. Blanken gevolgd, die aangaf dat appellant meer beperkt is in het gebruik van zijn rechterpols dan eerder vastgesteld, maar dat hij desondanks in staat zou moeten zijn om de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies te vervullen. Appellant heeft in hoger beroep zijn bezwaren herhaald en specifiek aangevoerd dat hij ongeschikt is voor de functie van bewaarder/beveiligingsbeambte.
De Raad heeft de argumenten van appellant beoordeeld, maar vond geen nieuwe medische gegevens die het oordeel van de rechtbank zouden kunnen ondermijnen. De Raad concludeert dat er voldoende andere functies beschikbaar zijn die appellant kan vervullen, zelfs als de functie van bewaarder/beveiligingsbeambte zou vervallen. De aangevallen uitspraak van de rechtbank wordt dan ook bevestigd, en er zijn geen termen aanwezig om gedaagde te veroordelen in de proceskosten.
De uitspraak is gedaan door mr. D.J. van der Vos, in aanwezigheid van M.H.A. Uri als griffier, en is openbaar uitgesproken op 13 mei 2005.