ECLI:NL:CRVB:2005:AT5874
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G.L.M.J. Stevens
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen besluit van de Pensioen- en Uitkeringsraad inzake uitkeringen voor burger-oorlogsslachtoffers
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 mei 2005 uitspraak gedaan in het geding tussen eiser, erkend als burger-oorlogsslachtoffer, en de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 3 maart 2004, waarin hij een vergoeding voor extra huishoudelijke hulp en een tegemoetkoming in de kosten van deelname aan het maatschappelijk verkeer was toegekend. Eiser werd in de gelegenheid gesteld om de gronden van zijn bezwaar in te dienen, maar heeft hiervan geen gebruik gemaakt. Verweerster heeft het bezwaar vervolgens niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser geen motivering had aangevoerd, in strijd met artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Centrale Raad van Beroep heeft de vraag beoordeeld of het bestreden besluit in rechte stand kan houden. De Raad concludeert dat er geen grond is voor vernietiging van het besluit, aangezien eiser niet heeft voldaan aan de vereisten voor het indienen van een bezwaar. De Raad heeft ook geen termen gezien om proceskosten te vergoeden. De uitspraak bevestigt dat het niet indienen van gronden voor bezwaar kan leiden tot niet-ontvankelijkheid, en dat de verweerster in dit geval correct heeft gehandeld door het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren.
De uitspraak benadrukt het belang van het indienen van een gemotiveerd bezwaarschrift en de gevolgen van het niet voldoen aan de wettelijke vereisten. De Raad heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, waarmee de beslissing van de Pensioen- en Uitkeringsraad in stand blijft.