ECLI:NL:CRVB:2005:AT5881
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G.L.M.J. Stevens
- Rechtspraak.nl
Weigering erkenning als burgeroorlogsslachtofer op basis van lichamelijk en psychisch letsel
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 mei 2005 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiser, die in 1926 in het voormalige Nederlands-Indië is geboren, en de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Eiser had een verzoek ingediend om erkend te worden als burgeroorlogsslachtoffer op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945. Het verzoek was eerder afgewezen omdat niet was voldaan aan de wettelijke eis van lichamelijk of psychisch letsel dat leidt tot blijvende invaliditeit. Eiser had in augustus 2001 en opnieuw in november 2003 verzocht om een periodieke uitkering, maar beide aanvragen werden afgewezen. De Raad heeft de zaak behandeld op 31 maart 2005, waarbij eiser in persoon aanwezig was en verweerster vertegenwoordigd werd door mr. A. den Held.
De Raad overwoog dat de medische adviezen van de geneeskundig adviseurs van de Pensioen- en Uitkeringsraad bevestigden dat er sprake was van psychisch letsel, maar dat dit niet leidde tot blijvende invaliditeit. De lichamelijke klachten van eiser, zoals nek- en rugklachten, konden niet in verband worden gebracht met de oorlogscalamiteiten. De Raad concludeerde dat het bestreden besluit van de verweerster deugdelijk was voorbereid en gemotiveerd, en dat er geen grond was voor vernietiging van dit besluit. Eiser werd in het ongelijk gesteld, en het beroep werd ongegrond verklaard. De Raad achtte geen termen aanwezig voor een vergoeding van proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van medische onderbouwing bij aanvragen voor erkenning als burgeroorlogsslachtoffer en de strikte eisen die de wet stelt aan de erkenning van lichamelijk of psychisch letsel in verband met oorlogservaringen.