ECLI:NL:CRVB:2005:AT5886
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.L.M.J. Stevens
- Rechtspraak.nl
Afwijzing erkenning als burgeroorlogsslachtoffer op basis van gezondheidsklachten
In deze zaak heeft eiser, geboren in 1935 in het voormalige Nederlands-Indië, een aanvraag ingediend om erkend te worden als burgeroorlogsslachtoffer op basis van gezondheidsklachten die hij toeschrijft aan zijn oorlogservaringen. De aanvraag werd afgewezen door de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, omdat niet was aangetoond dat eiser lichamelijk of psychisch letsel had dat leidde tot blijvende invaliditeit als gevolg van de ondervonden oorlogscalamiteiten.
De Raad heeft het besluit van de verweerster beoordeeld en vastgesteld dat eiser weliswaar was blootgesteld aan oorlogsgeweld, maar dat er geen directe relatie was tussen dit geweld en de door eiser ervaren klachten. De medische adviezen, waaronder die van de geneeskundig adviseur P. Windels en arts R.J. Roelofs, gaven aan dat de psychische klachten van eiser niet specifiek konden worden toegeschreven aan de oorlogservaringen, maar eerder het gevolg waren van een combinatie van persoonlijke omstandigheden en algemene oorlogsomstandigheden.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat voor erkenning als burgeroorlogsslachtoffer niet alleen de blootstelling aan oorlogsgeweld van belang is, maar ook de aanwezigheid van blijvende invaliditeit als gevolg van dat geweld. Aangezien de Raad geen bewijs heeft gevonden dat de klachten van eiser in een causaal verband staan met de oorlogscalamiteiten, heeft de Raad het beroep ongegrond verklaard. Tevens zijn er geen termen aanwezig geacht voor een vergoeding van proceskosten.