ECLI:NL:CRVB:2005:AT5901
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G.L.M.J. Stevens
- Rechtspraak.nl
Afwijzing erkenning als burgeroorlogsslachtoffer op basis van psychische invaliditeit
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 mei 2005 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. E.R. Schenkhuizen, en de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Eiser had een aanvraag ingediend om erkend te worden als burgeroorlogsslachtoffer op basis van psychische invaliditeit, na eerdere afwijzingen in 1994 en 2001. De verweerster had de aanvraag afgewezen op grond dat eiser weliswaar was getroffen door oorlogsgeweld, maar dat er geen sprake was van lichamelijk of psychisch letsel dat leidde tot blijvende invaliditeit, zoals vereist door de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945.
Eiser voerde aan dat zijn psychische klachten in ernst waren toegenomen en dat deze hem belemmerden in zijn functioneren ten opzichte van leeftijdgenoten. De Raad overwoog dat de medische adviezen van geneeskundig adviseurs van de Pensioen- en Uitkeringsraad, die de afwijzing ondersteunden, deugdelijk waren en dat er geen voldoende aanknopingspunten waren om aan de juistheid van het standpunt van verweerster te twijfelen. De Raad concludeerde dat het bestreden besluit in rechte stand kon houden en verklaarde het beroep ongegrond.
De Raad achtte geen termen aanwezig voor een vergoeding van proceskosten, en de uitspraak werd openbaar gemaakt. De zaak werd behandeld op 31 maart 2005, waarbij de gemachtigde van eiser en een vertegenwoordiger van de verweerster aanwezig waren. De Raad concludeerde dat de psychische klachten van eiser, hoewel in ernst toegenomen, niet leidden tot de vereiste invaliditeit volgens de wet.