ECLI:NL:CRVB:2005:AT5906
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G.L.M.J. Stevens
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag vergoeding voor parodontaal onderzoek door oorlogsgetroffene
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 mei 2005 uitspraak gedaan in het geding tussen een eiser, wonende te [woonplaats], en de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad. De eiser had een aanvraag ingediend voor een vergoeding op basis van artikel 20 van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (WUV) voor de kosten van een eenmalig parodontaal onderzoek. De verweerster, de Pensioen- en Uitkeringsraad, had deze aanvraag afgewezen, wat de eiser niet kon accepteren, en hiertegen beroep ingesteld.
De Raad heeft het beroep behandeld op 31 maart 2005, waarbij de eiser niet aanwezig was, maar verweerster werd vertegenwoordigd door mr. A. den Held. In de motivering van de uitspraak heeft de Raad vastgesteld dat de afwijzing van de aanvraag was gebaseerd op medische adviezen die aangaven dat het parodontal onderzoek niet noodzakelijk was voor de uitvoering van de eerder beloofde gebitsrehabilitatie. De Raad heeft de argumenten van de eiser, die stelde dat het onderzoek wel degelijk medisch noodzakelijk was, niet overtuigend geacht.
De Centrale Raad van Beroep heeft uiteindelijk het beroep ongegrond verklaard, waarbij het oordeel van de verweerster als juist werd beschouwd. De Raad vond geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt van de verweerster, vooral niet gezien de informatie van de huidige tandarts van de eiser, P. Koelewijn, die aangaf dat de behandeling van de gebitselementen nog niet noodzakelijk was. De Raad concludeerde dat er geen gronden waren voor vernietiging van het bestreden besluit en dat er geen termen aanwezig waren voor een vergoeding van proceskosten.