ECLI:NL:CRVB:2005:AT5910
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- L.J.A. Damen
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens gebrek aan procesbelang
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door appellanten tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De appellanten, vertegenwoordigd door mr. A. Schouten en later door mr. A.G. van Munster, hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 21 juli 2003. De rechtbank had het beroep tegen een premienota van het Uwv ongegrond verklaard. De premienota betrof premies over de jaren 1997 en 1998, die door de gedaagde aan de appellanten was opgelegd in november 2001. In het hoger beroep werd door de appellanten aangevoerd dat de belastingdienst op 3 maart 2005 had aangegeven geen naheffing van loonbelasting en premies volksverzekeringen te zullen opleggen over de jaren in kwestie. Dit leidde tot de conclusie dat appellanten geen belang meer hadden bij een beoordeling van het besluit van 8 januari 2003, waarin hun bezwaar tegen de premienota ongegrond was verklaard.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat, nu appellanten niet om schadevergoeding hadden verzocht, er geen procesbelang aanwezig was bij het hoger beroep. De Raad verklaarde het hoger beroep dan ook niet-ontvankelijk. Daarnaast wees de Raad het verzoek om veroordeling tot schadevergoeding af, maar veroordeelde gedaagde in de proceskosten van appellanten tot een bedrag van € 1.288,--, te betalen door het Uwv. Tevens werd bepaald dat het Uwv aan appellanten het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 116,-- vergoedt. De uitspraak werd gedaan op 12 mei 2005, met als griffier R.E. Lysen.