ECLI:NL:CRVB:2005:AT5942
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- M.H.A. Uri
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en medische beoordeling
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 13 mei 2005, gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant. De herziening vond plaats met ingang van 13 november 2000, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op 55 tot 65%. Appellant had eerder, op 7 juni 2001, een besluit ontvangen dat zijn uitkering zou worden herzien. Hij heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank, maar deze heeft het bestreden besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) bevestigd. Appellant voerde aan dat zijn medische beperkingen ten tijde van het bestreden besluit waren onderschat, en verwees naar gegevens van zijn behandelend arts, orthopedisch chirurg De Bruin.
De Raad overweegt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de gegevens van De Bruin geen betekenis hebben voor de medische situatie van appellant op de datum in geding. De Raad concludeert dat de rugklachten van appellant zich pas na de datum in geding hebben ontwikkeld, en dat het belastbaarheidspatroon van appellant voldoende tegemoetkomt aan zijn klachten. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding om de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit voor onjuist te houden. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep is om de aangevallen uitspraak te bevestigen, zonder toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.