ECLI:NL:CRVB:2005:AT5945
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- M.H.A. Uri
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en deugdelijkheid van medische en arbeidskundige grondslag
In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De Centrale Raad van Beroep heeft op 13 mei 2005 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de Raad de aangevallen uitspraak heeft vernietigd. De Raad heeft vastgesteld dat de intrekking van de WAO-uitkering per 1 november 2000 niet op een deugdelijke medische en arbeidskundige grondslag berustte. Appellant had aangevoerd dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn medische beperkingen, met name de sterk verminderde knijpkracht van zijn linkerhand. De Raad oordeelde dat de toelichting van de bezwaarverzekeringsarts onvoldoende was en dat de functie van stikster, die aan appellant was toegewezen, niet geschikt was gezien de belasting op het aspect reiken. De Raad heeft ook geoordeeld dat gedaagde, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, niet op een goede manier zijn standpunt had gewijzigd met betrekking tot de geschiktheid van de functie van verspener, wat in strijd was met een goede procesorde. De Raad heeft gedaagde veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 966,- bedragen, en heeft bepaald dat gedaagde een nieuw besluit op bezwaar moet nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de bevindingen in deze uitspraak.