ECLI:NL:CRVB:2005:AT6391
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- C.W.J. Schoor
- N.J. Haverkamp
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en WAO-schatting voor medewerker rozenteelt met gewrichtsklachten
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van een appellant die als medewerker rozenteelt werkzaam was en op 20 oktober 1997 uitviel door gewrichtsklachten. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat appellant een WAO-uitkering heeft toegekend met een arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%. Het besluit van 4 november 1998 werd door gedaagde ongegrond verklaard, wat leidde tot een rechtsgang waarbij de rechtbank Rotterdam het beroep van appellant ongegrond verklaarde.
De Raad heeft de zaak op 12 april 2005 behandeld, waarbij appellant in persoon verscheen, bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. Gedaagde werd vertegenwoordigd door een advocaat. De Raad overweegt dat de arbeidskundige beoordeling van de geduide functies, die appellant in staat zou moeten stellen om te werken, niet voldoet aan de vereisten van een deugdelijke motivering. De rechtbank had eerder de medische gronden van appellant verworpen, maar de Raad stelt vast dat de arbeidskundige gronden niet zijn weerlegd.
De Raad bevestigt dat de geduide functies, waaronder samensteller en inpakster koekjes, niet in strijd zijn met de beperkingen van appellant. De Raad concludeert dat het bestreden besluit in stand kan blijven, ondanks de bezwaren van appellant tegen de geduide functies. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De Raad benadrukt dat de medische geschiktheid van appellant voor de functies door gedaagde is onderschreven en dat de arbeidskundige grieven van appellant niet slagen.