ECLI:NL:CRVB:2005:AT6784

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/7231 WW + 04/7232 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de uitspraak van de rechtbank over termijnoverschrijding bij indienen bezwaarschrift

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. W.J.A. Vis, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Leeuwarden, die op 18 november 2004 het beroep van appellant ongegrond had verklaard. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar van appellant, ingediend op 26 mei 2004 tegen een besluit van 12 maart 2004, te laat was ingediend. De rechtbank vond geen verschoonbare termijnoverschrijding en verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 20 mei 2005 behandeld, waarbij gedaagde, vertegenwoordigd door J.T. Wielinga, aanwezig was.

De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat de uitkeringsspecificatie, die appellant had ontvangen, geen rechtsgevolg had en derhalve niet als besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kon worden aangemerkt. Appellant had aangevoerd dat hij telefonisch was geïnformeerd over het dagloon, maar de Raad vond geen bewijs voor deze claim. Hierdoor was er geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding.

De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet kon slagen en heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing werd uitgesproken door mr. R.C. Stam, met J.P. Mulder als griffier, op 2 juni 2005.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
04/7231 WW
04/7232 WW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Namens appellant heeft mr. W.J.A. Vis, werkzaam bij DAS rechtsbijstand te Amsterdam, hoger beroep ingesteld tegen de tussen partijen op 18 november 2004 onder kenmerk 04/996 en 04/997 door de rechtbank Leeuwarden gewezen uitspraak.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad, gehouden op 20 mei 2005. Namens appellant is daar verschenen mr. Vis, terwijl gedaagde heeft zich doen vertegenwoordigen door J.T. Wielinga, werkzaam bij het Uwv.
II. MOTIVERING
Bij besluit van 23 juli 2004 is het bezwaar van appellant tegen het besluit van 12 maart 2004 waarbij hem een WW-uitkering is toegekend gebaseerd op een dagloon van € 106,14 niet-ontvankelijk verklaard, omdat appellant bij het instellen van bezwaar de ingevolge artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gestelde termijn voor het indienen van een bezwaarschrift van zes weken niet in acht heeft genomen, en niet is gebleken van enige omstandigheid op grond waarvan redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Bij afzonderlijk besluit op bezwaar van eveneens 23 juli 2004 is het bezwaar van appellant tegen de uitkeringsspecificatie van 30 april 2004 niet-ontvankelijk verklaard, omdat de specificatie geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, waartegen de mogelijkheid van bezwaar open staat.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, vaststellende dat het bezwaar van appellant van 26 mei 2004 tegen het besluit van 12 maart 2004 te laat is, terwijl de rechtbank niet gebleken is van verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. De uitkeringsspecificatie vormt op het onderdeel van het dagloon een herhaling van het besluit van 23 juli 2004 en is daarmee niet op enig rechtsgevolg gericht waardoor naar het oordeel van de rechtbank het bezwaar van appellant hiertegen terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
De Raad verenigt zich met dit oordeel van de rechtbank en onderschrijft de overwegingen die de rechtbank daaraan ten grondslag heeft gelegd. In hoger beroep heeft appellant naar voren gebracht dat hem namens gedaagde telefonisch is medegedeeld dat het op het toekenningbesluit vermelde dagloon een netto-bedrag betrof en dat het hem eerst bij ontvangst van de uitkeringsspecificatie duidelijk werd dat het om een bruto-bedrag ging. Van een dergelijke door gedaagde ontkende, telefonische mededeling is de Raad op grond van de stukken evenwel niet gebleken waardoor ook naar het oordeel van de Raad geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. De uitkeringsspecificatie is niet op enig rechtsgevolg gericht en is derhalve geen besluit in de zin van de Awb waartegen appellant de mogelijkheid van bezwaar kon aanwenden.
Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet kan slagen en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt
De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. R.C. Stam in tegenwoordigheid van J.P. Mulder als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 2 juni 2005.
(get.) R.C. Stam.
(get.) J.P. Mulder.