ECLI:NL:CRVB:2005:AT6876

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/492 AOR
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • C.G. Kasdorp
  • E. Heemsbergen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 juni 2005 uitspraak gedaan over het verzet van een opposant tegen een eerdere uitspraak van 30 december 2004, waarin zijn hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard vanwege het niet tijdig betalen van het griffierecht. De opposant, wonende in Indonesië, heeft op 4 februari 2005 verzet aangetekend en op 24 maart 2005 een aanvulling op zijn verzetschrift ingediend. Tijdens de zitting op 21 april 2005 zijn beide partijen niet verschenen.

De opposant heeft in zijn verzetschrift aangegeven dat hij het griffierecht nog steeds niet kon betalen, maar dat hij zou proberen het bedrag uiterlijk op 5 maart 2005 te voldoen. In zijn aanvulling heeft hij gemeld dat hij het griffierecht inmiddels had kunnen verkrijgen en dit naar de Raad zou sturen. De Raad heeft echter vastgesteld dat het griffierecht niet tijdig was voldaan en heeft geen gegronde redenen gevonden om het verzet te honoreren.

De Raad oordeelde dat de opposant voldoende tijd had gekregen om het griffierecht te voldoen en dat de door hem aangevoerde omstandigheden, zoals studiekosten voor zijn dochter, voor zijn eigen rekening en risico kwamen. Daarom werd het verzet ongegrond verklaard en was er geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
04/492 AOR
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposant], wonende te [woonplaats] (Indonesië), opposant,
en
het bestuur van de Stichting het Gebaar, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Opposant heeft hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank ’s-Gravenhage op
19 december 2003 tussen partijen gegeven uitspraak, kenmerk AWB 03/03688 BESLU.
Bij uitspraak van 30 december 2004 heeft de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet is betaald.
Tegen deze uitspraak heeft opposant bij schrijven van 4 februari 2005 verzet gedaan. Bij schrijven van 24 maart 2005 heeft opposant een aanvulling op zijn verzetschrift gegeven.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad, gehouden op 21 april 2005. Partijen zijn, zoals tevoren door hen bericht, niet verschenen.
II. MOTIVERING
In het verzetschrift van 4 februari 2004 heeft opposant meegedeeld dat hij het griffierecht nog steeds niet kan betalen maar dat hij zal trachten het verschuldigde bedrag uiterlijk 5 maart 2005 te voldoen. In de aanvulling op het verzetschrift van 24 maart 2005 heeft opposant aangegeven dat het hem is gelukt om het verschuldigde griffierecht te verkrijgen en dat hij dit naar de Raad zal sturen.
De Raad stelt vast dat het griffierecht niet (tijdig) is voldaan.
De Raad ziet in hetgeen opposant in verzet heeft aangevoerd geen grond om het verzet gegrond te verklaren. De Raad is van oordeel dat opposant geruime tijd in de gelegenheid is gesteld het griffierecht te voldoen. Daarbij is opposant erop gewezen dat overschrijding van de gestelde termijn leidt tot niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep. De door opposant geschetste omstandigheden, te weten dat hij ook studiekosten ten behoeve van zijn dochter moest voldoen, moeten voor zijn rekening en risico komen. Er is dan ook geen reden om het niet betalen van het griffierecht verontschuldigbaar te achten.
Het verzet moet derhalve ongegrond worden verklaard.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. C.G. Kasdorp als voorzitter in tegenwoordigheid van E. Heemsbergen als griffier en uitgesproken in het openbaar op 2 juni 2005.
(get.) C.G. Kasdorp.
(get.) E. Heemsbergen.
HD
3.05