ECLI:NL:CRVB:2005:AT6885

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/4909 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.G. Kasdorp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vergoeding voor auto-aanschaf op basis van psychische klachten onder de WUV

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 juni 2005 uitspraak gedaan in het geding tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. J.C.M. van Berkel, en de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Eiser had een aanvraag ingediend voor een vergoeding van de kosten van aanschaf van een auto met automatische transmissie, omdat hij door psychische klachten niet in staat zou zijn om gebruik te maken van openbaar vervoer of taxi's. De verweerster had deze aanvraag afgewezen, met de motivering dat de psychische klachten van eiser niet medisch of sociaal-medisch geïndiceerd waren voor de gevraagde voorziening.

De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Eiser, geboren in 1938, is erkend als vervolgde en uitkeringsgerechtigde onder de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945. De Raad heeft vastgesteld dat eiser weliswaar fobische klachten heeft, maar dat deze niet zodanig zijn dat hij volledig afhankelijk is van een auto. De medische adviezen van de geneeskundig adviseurs van de Pensioen- en Uitkeringsraad gaven aan dat eiser in staat is om enkele honderden meters te lopen en dat hij niet volledig verhinderd is in het gebruik van taxi's.

De Raad concludeert dat het bestreden besluit van de verweerster, dat de aanvraag van eiser heeft afgewezen, in rechte kan standhouden. De Raad heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de medische oordelen van de adviseurs en heeft ook geen nieuwe medische gegevens ontvangen van eiser die de afwijzing zouden kunnen onderbouwen. De Raad heeft daarom het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen termen aanwezig geacht voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
04/4909 WUV
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
en
de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, verweerster.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Onder dagtekening 29 juli 2004, kenmerk JZ/Y70/2004/0499, heeft verweerster ten aanzien van eiser een besluit genomen ter uitvoering van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (hierna: de Wet).
Tegen dit besluit heeft mr. J.C.M. van Berkel, advocaat te Heerlen, als gemachtigde van eiser bij de Raad beroep ingesteld. In een aanvullend beroepschrift is uiteengezet waarom eiser zich met het bestreden besluit niet kan verenigen.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 21 april 2005 waar voor eiser is verschenen mr. Van Berkel voornoemd, terwijl verweerster zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. T.R.A. Dircke, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. MOTIVERING
Blijkens de gedingstukken is eiser, geboren in 1938, vervolgde en als zodanig uitkeringsgerechtigde in de zin van de Wet. De bij eiser bestaande psychische klachten ziet verweerster in het door de Wet gevorderde verband staan met de door hem ondergane vervolging. Ten aanzien van de status na multiple beenbreuken is een zodanig verband niet aanvaard. Aan eiser is voorts onder meer ingevolge de Wet een vergoeding toegekend van de kosten verbonden aan vervoer voor het onderhouden van sociale contacten.
In oktober 2003 heeft de gemachtigde van eiser bij verweerster een vervolgaanvraag ingediend om toekenning van een vergoeding van dan wel een tegemoetkoming in de kosten van aanschaf van een auto (met automatische transmissie).
Die aanvraag heeft verweerster afgewezen bij besluit van 2 april 2004, zoals na daartegen gemaakt bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit, onder overweging
- samengevat - dat deze voorziening op grond van de psychische klachten van eiser niet medisch dan wel sociaal-medisch is geïndiceerd, nu bij eiser geen sprake is van een totale beperking om van het openbaar vervoer en het vervoer per taxi gebruik te maken.
In bezwaar en beroep heeft eiser doen aanvoeren dat hij vanwege fobische klachten niet met openbaar vervoer kan reizen en dat reizen per taxi ook niet mogelijk is omdat die wordt bestuurd door een onbekende. Dit, in combinatie met de niet causale beperkingen die eiser heeft met betrekking tot het lopen, levert zijns inziens een totale beperking op om gebruik te maken van het openbaar vervoer.
Ter beantwoording staat de vraag of, gelet op hetgeen eiser in beroep heeft aangevoerd, het bestreden besluit in rechte kan standhouden.
Dienaangaande overweegt de Raad als volgt.
De Raad acht, gelet op de aard van de gevraagde voorziening, het door verweerster in dezen gehanteerde uitgangspunt om eerst dan over te gaan tot toekenning van de gevraagde vergoeding of tegemoetkoming indien sprake is van een absolute verhindering om van het openbaar vervoer of van een taxi gebruik te maken, in overeenstemming met een redelijke uitleg en toepassing van de artikelen 20 en 21 van de Wet.
Het standpunt van verweerster dat een zodanige situatie zich in het geval van eiser niet voordoet, is in overeenstemming met adviezen van een tweetal geneeskundig adviseurs van de Pensioen- en Uitkeringsraad, welke adviezen onder meer berusten op onderzoek van eiser door een van deze adviseurs, de arts G.M. van der Molen, en op informatie, verkregen van de voormalige Gemeenschappelijke Medische Dienst. In die adviezen is aangegeven dat bij eiser weliswaar sprake is van fobische klachten welke beperkingen geven bij het gebruik van een taxi, maar dat deze niet zodanig zijn dat het voor eiser onmogelijk is om gebruik te maken van een taxi. Voorts is aangegeven dat eiser ondanks zijn (niet-causale) loopproblemen in staat is om enkele honderden meters in rustig tempo te lopen.
De Raad acht het bestreden besluit op grond van de genoemde medische adviezen deugdelijk voorbereid en gemotiveerd.
In de voorhanden medische en andere gegevens heeft de Raad geen aanknopingspunt gevonden om het in deze adviezen neergelegde, door verweerster gevolgde standpunt onjuist te oordelen. Ook van de zijde van eiser zijn geen nadere medische gegevens ingebracht op grond waarvan twijfel kan rijzen over het door verweerster gevolgde medisch oordeel van haar geneeskundig adviseurs.
Voorts merkt de Raad nog op dat de gestelde omstandigheid dat eiser op een woonwagenpark woont dat met het openbaar vervoer moeilijk te bereiken valt, bij de beoordeling geen rol kan spelen. Dit is immers een algemene omstandigheid waardoor iedere inwoner van dat woonwagenkamp in meerdere of mindere mate wordt getroffen.
Gezien het vorenstaande bestaat voor vernietiging van het bestreden besluit geen grond, zodat dit besluit in rechte kan standhouden.
De Raad acht, ten slotte, geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake een vergoeding van proceskosten.
Beslist wordt als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. C.G. Kasdorp, in tegenwoordigheid van E. Heemsbergen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 2 juni 2005.
(get.) C.G. Kasdorp.
(get.) E. Heemsbergen.
HD
25.04