ECLI:NL:CRVB:2005:AT7038

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/5106 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.G. Kasdorp
  • E. Heemsbergen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overschrijding beroepstermijn en verschoonbaarheid door tijdelijke verlamming

In deze zaak heeft opposante beroep ingesteld tegen een besluit van de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, waarbij haar beroep niet-ontvankelijk werd verklaard wegens overschrijding van de beroepstermijn. De uitspraak van de Raad vond plaats op 2 december 2004, waarbij de termijn voor het indienen van beroep op 19 mei 2004 afliep. Opposante heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak, waarbij zij aanvoerde dat zij door een tijdelijke verlamming van haar rechterbeen en rechterarm niet in staat was om tijdig beroep in te stellen. Ze gaf aan dat ze zich financieel geen ziekenhuisopname kon veroorloven en daarom thuis behandeld werd, wat haar belemmerde om haar gronden medisch te onderbouwen.

De behandeling van het verzet vond plaats op 21 april 2005, maar opposante was niet verschenen. De geopposeerde, vertegenwoordigd door mr. T.R.A. Dircke, heeft de zaak toegelicht. De Centrale Raad van Beroep heeft in haar motivering overwogen dat de aangevoerde omstandigheden van opposante niet voldoende zijn om de overschrijding van de beroepstermijn te excuseren. De Raad oordeelde dat opposante zich tijdig tot een derde had kunnen wenden om eventueel een voorlopig beroep in te stellen, en dat uit het dossier niet bleek dat zij daartoe niet in staat was. De Raad heeft het verzet ongegrond verklaard en geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

De uitspraak werd gedaan door mr. C.G. Kasdorp als voorzitter, in tegenwoordigheid van E. Heemsbergen als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 2 juni 2005. De Raad concludeerde dat de argumenten van opposante niet voldoende waren om de overschrijding van de termijn te rechtvaardigen, en bevestigde de eerdere uitspraak.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
04/5106 WUV
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 17 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposante], wonende te [woonplaats] (Indonesië), opposante,
en
de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Opposante heeft beroep ingesteld tegen een door geopposeerde genomen besluit van 10 februari 2004, kenmerk JZ/C60/2004/0071.
Bij uitspraak van 2 december 2004 heeft de Raad het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat dit niet tijdig is ingediend.
Tegen deze uitspraak heeft opposante bij schrijven van 22 december 2004 verzet gedaan. Bij schrijven van 1 april 2005 heeft opposante ter ondersteuning van haar verzetschrift nog enkele stukken ingezonden.
Het verzet is behandeld ter zitting van de Raad op 21 april 2005, waar opposante niet is verschenen. Geopposeerde heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. T.R.A. Dircke, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. MOTIVERING
In verzet heeft opposante aangevoerd dat door een tijdelijke verlamming van haar rechterbeen en rechterarm de beroeps- termijn is overschreden. Aangezien opposante zich financieel geen ziekenhuisopname kon veroorloven en derhalve genoodzaakt was zich thuis te laten behandelen is opposante niet in staat haar gronden medisch te onderbouwen.
Naar het oordeel van de Raad vormt hetgeen opposante in verzet heeft aangevoerd geen grond om de overschrijding van de beroepstermijn, die afliep op 19 mei 2004 en dus niet op 11 mei 2004 zoals abusievelijk in de uitspraak van de Raad van
2 december 2004 is vermeld, te excuseren. De Raad overweegt daartoe dat opposante zich tijdig tot een derde had kunnen wenden om (eventueel voorlopig) beroep te laten instellen. Uit het dossier is niet gebleken dat opposante daartoe niet in staat zou zijn geweest, temeer nu opposante blijkens het beroepschrift bij haar getrouwde dochter inwoonde.
Het verzet moet derhalve ongegrond worden verklaard.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. C.G. Kasdorp als voorzitter in tegenwoordigheid van E. Heemsbergen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 2 juni 2005.
(get.) C.G. Kasdorp.
(get.) E. Heemsbergen.