ECLI:NL:CRVB:2005:AT7569
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijzondere bijstand aan gedetineerde voor het aanhouden van huurwoning
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 juni 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van bijzondere bijstand aan een gedetineerde appellant. De appellant, die sinds 7 oktober 2003 gedetineerd was, had op 20 november 2003 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op grond van de Algemene bijstandswet (Abw) om de kosten van het aanhouden van zijn huurwoning te dekken. De gemeente Groningen, als gedaagde, heeft deze aanvraag op 4 december 2003 afgewezen, en het bezwaar hiertegen werd op 18 februari 2004 ongegrond verklaard. De gemeente stelde dat bijstandsverlening tijdens detentie niet mogelijk was en dat er geen zeer dringende redenen waren om een uitzondering te maken.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant geen recht op bijstand had, aangezien hij gedetineerd was. De Raad oordeelde dat de beleidswijziging van de gemeente, die op 1 oktober 2003 in werking trad, rechtmatig was en dat de appellant niet kon terugvallen op het beleid dat voor deze datum gold. De Raad heeft de argumenten van de appellant, waaronder de korte termijn tussen de bekendmaking en de invoering van het nieuwe beleid en de stelling dat er zeer dringende redenen waren voor bijstandsverlening, verworpen. De Raad concludeerde dat de door de appellant aangevoerde omstandigheden, zoals zijn trombose en het vooruitzicht van dakloosheid na detentie, geen acute noodsituatie vormden die bijstandsverlening rechtvaardigde.
De uitspraak van de rechtbank Groningen werd bevestigd, en de Raad zag geen aanleiding om de gemeente te veroordelen in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de Abw en de voorwaarden waaronder bijstandsverlening kan plaatsvinden, vooral in situaties van detentie.