ECLI:NL:CRVB:2005:AT7580
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.A. Hoogeveen
- M.D.F. de Moor
- Rechtspraak.nl
Weigering van WW-uitkering wegens verwijtbaar gedrag van de werknemer
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 juni 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WW-uitkering aan appellant. De appellant, vertegenwoordigd door mr. A.L. Kuit, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 26 mei 2004. De zaak draait om de vraag of de gedaagde, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, terecht heeft besloten om de WW-uitkering van appellant blijvend geheel te weigeren. Dit besluit was gebaseerd op het gedrag van appellant bij zijn werkgever, waarvan hij redelijkerwijs had moeten begrijpen dat dit gedrag zou kunnen leiden tot de beëindiging van zijn dienstbetrekking.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant zich herhaaldelijk niet aan de regels heeft gehouden, zoals te laat komen, niet op de juiste manier ziekmelden en zonder toestemming verlof opnemen. Ondanks dat appellant in hoger beroep geen nieuwe feiten of gronden heeft aangevoerd, heeft de Raad de eerdere overwegingen van de rechtbank onderschreven. De Raad concludeert dat appellant voldoende is gewaarschuwd voor zijn gedrag en dat er geen omstandigheden zijn die wijzen op verminderde verwijtbaarheid. Daarom bevestigt de Raad de uitspraak van de rechtbank en wordt de WW-uitkering blijvend geweigerd.
De uitspraak benadrukt het belang van verantwoordelijk gedrag van werknemers en de gevolgen van dergelijk gedrag voor hun recht op uitkeringen. De Raad heeft geen termen gezien voor een proceskostenveroordeling op grond van de Algemene wet bestuursrecht.