ECLI:NL:CRVB:2005:AT7581
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Opleggen van een boete wegens schending van de inlichtingenverplichting in het kader van de Algemene bijstandswet
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zwolle, waarin haar beroep tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad ongegrond werd verklaard. Het geschil betreft de oplegging van een boete van € 363,-- aan appellante, omdat zij haar inlichtingenverplichting niet is nagekomen. Dit betreft het niet melden van ziekengeld dat zij ontving van 21 mei 1997 tot en met 30 oktober 1997. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het bezwaar tegen de boete ongegrond was, wat appellante in hoger beroep aanvecht.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat appellante inderdaad haar inlichtingenverplichting heeft geschonden, zoals bedoeld in artikel 65, eerste lid, van de Algemene bijstandswet (Abw). De Raad oordeelt dat er geen redenen zijn om aan te nemen dat appellante geen verwijt kan worden gemaakt voor deze schending. De Raad benadrukt dat de gedraging van appellante heeft geleid tot onterecht verleende bijstand, waardoor een waarschuwing niet voldoende zou zijn geweest. De opgelegde boete is in overeenstemming met de wetgeving en de omstandigheden van de zaak.
De Raad heeft ook gekeken naar de Verordening maatregelen Lelystad, die geen lagere sanctie biedt voor de gedraging van appellante. Er zijn geen aanknopingspunten gevonden om de boete te verlagen op basis van de ernst van de gedraging of de persoonlijke omstandigheden van appellante. Tot slot zijn er geen dringende redenen aangetroffen die zouden rechtvaardigen dat de boete niet zou worden opgelegd. Gezien deze overwegingen heeft de Raad het hoger beroep van appellante afgewezen en de eerdere uitspraak bevestigd.