ECLI:NL:CRVB:2005:AT7647
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- D.J. van der Vos
- G.J.H. Doornewaard
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen toekenning WAO-uitkering en vaststelling eerste arbeidsongeschiktheidsdag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een werkgever tegen de toekenning van een WAO-uitkering aan een voormalige werkneemster die psychische klachten had. De werkneemster was in dienst van de appellante en had haar werkzaamheden gestaakt op 10 november 1999. De werkgever betwistte de datum van eerste arbeidsongeschiktheid, die door de gedaagde, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), was vastgesteld op 10 november 1999. De rechtbank had eerder het besluit van het Uwv om de werkneemster een WAO-uitkering toe te kennen, bevestigd. De werkgever, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.L.E. Marchal, stelde dat de eerste arbeidsongeschiktheidsdag 29 december 1999 moest zijn, omdat de werkneemster zich pas op die datum ziek had gemeld bij het Centrum voor Werk en Inkomen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de werkneemster op 10 november 1999 zich ziek had gemeld, maar dat er geen bewijs was dat zij vanaf die datum arbeidsongeschikt was. De Raad oordeelde dat de werkneemster zich op 29 december 1999 daadwerkelijk ziek had gemeld en dat deze datum als eerste arbeidsongeschiktheidsdag moest worden aangemerkt. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en het besluit van het Uwv, en bepaalde dat het Uwv een nieuw besluit op bezwaar moest nemen, rekening houdend met deze uitspraak.
Daarnaast werd het Uwv veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de werkgever, die in totaal € 1.288,- bedroegen, en moest het Uwv het griffierecht van € 531,20 vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste vaststelling van de eerste arbeidsongeschiktheidsdag in het kader van de WAO-uitkering.