ECLI:NL:CRVB:2005:AT7784
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- J. Janssen
- D.J. van der Vos
- G.J.H. Doornewaard
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring van hoger beroep in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 juni 2005 uitspraak gedaan over het verzet van een opposante, wonende in Turkije, tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 19 november 2004. In die uitspraak werd het hoger beroep van de opposante niet-ontvankelijk verklaard omdat zij de beroepsgronden niet tijdig had ingediend. De opposante, vertegenwoordigd door M. Sevim, attaché bij het Consulaat-Generaal van de Republiek Turkije, heeft verzet aangetekend tegen deze beslissing. Tijdens de zitting op 22 april 2005 was de opposante aanwezig via haar gemachtigde, terwijl de geopposeerde, de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, niet vertegenwoordigd was.
De Centrale Raad van Beroep heeft in haar motivering vastgesteld dat de opposante in haar hoger beroepschrift had verwezen naar de inhoud van haar eerdere beroepschrift bij de rechtbank, en dat deze inhoud als herhaald en ingelast kon worden beschouwd. De Raad oordeelde dat er onvoldoende grond was om de opposante niet-ontvankelijk te verklaren, ondanks het ontbreken van een afschrift van het eerdere beroepschrift. De Raad concludeerde dat de opposante terecht had gesteld dat het primaire besluit in strijd was met verschillende verdragen, en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank niet voldoende gemotiveerd was om de opposante niet-ontvankelijk te verklaren.
De Centrale Raad van Beroep verklaarde het verzet gegrond, waardoor de eerdere uitspraak verviel en het onderzoek in de stand werd voortgezet waarin het zich bevond. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige behandeling van beroepsgronden en de noodzaak voor bestuursorganen om hun beslissingen goed te motiveren, vooral in sociale zekerheidszaken.