ECLI:NL:CRVB:2005:AT7814
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- C.G. Kasdorp
- G.L.M.J. Stevens
- H.R. Geerling-Brouwer
- Rechtspraak.nl
Weigering erkenning als burgeroorlogsslachtoffer op basis van onvoldoende bewijs van oorlogsgeweld
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 juni 2005 uitspraak gedaan in het geding tussen eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. J.C.M. van Berkel, en de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Eiser had een aanvraag ingediend om erkend te worden als burgeroorlogsslachtoffer op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945. De aanvraag werd afgewezen omdat niet aannemelijk was gemaakt dat eiser was getroffen door oorlogsgeweld, zoals vereist in artikel 2, eerste lid, van de Wet. Eiser stelde dat hij als half-zigeuner ondergedoken had gezeten en betrokken was geweest bij beschietingen en bombardementen tijdens de oorlog.
De Raad heeft de zaak behandeld op 28 april 2005, waarbij eiser zijn standpunt heeft toegelicht en een getuige is gehoord. De Raad concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de gestelde onderduiksituatie en de andere gebeurtenissen die eiser had aangevoerd. De eerdere uitspraak van de Raad in een vergelijkbare zaak werd als referentie gebruikt, waarin ook was vastgesteld dat er geen reële onderduiksituatie was. De Raad oordeelde dat de feiten en omstandigheden in het huidige geding niet anders waren dan in de eerdere uitspraak.
Uiteindelijk verklaarde de Raad het beroep ongegrond en was er geen aanleiding om proceskosten te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs bij aanvragen voor erkenning als burgeroorlogsslachtoffer en de strikte toepassing van de wetgeving op dit gebied.