ECLI:NL:CRVB:2005:AT7829
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- C.G. Kasdorp
- G.L.M.J. Stevens
- H.R. Geerling-Brouwer
- Rechtspraak.nl
Weigering van een voorziening in de vorm van een auto voor een oorlogsslachtoffer op basis van de WUV
In deze zaak gaat het om de weigering van een voorziening in de vorm van een auto voor eiser, die als oorlogsslachtoffer wordt beschouwd onder de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (WUV). Eiser heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, waarin zijn aanvraag voor een auto werd afgewezen. De Raad heeft op 28 april 2005 de zaak behandeld, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. J.C.M. van Berkel, en de verweerster door J.A. Groeneveld.
De Raad heeft vastgesteld dat eiser psychische klachten heeft die verband houden met zijn vervolging, maar dat zijn lichamelijke klachten niet in het vereiste verband met de vervolging staan. Eiser betoogde dat hij niet in staat was om gebruik te maken van openbaar vervoer of taxi's, en dat zijn psychische en lichamelijke klachten hem belemmerden in zijn mobiliteit. De verweerster heeft echter gesteld dat er geen absolute verhindering is om van openbaar vervoer of taxi gebruik te maken, en dat eiser in staat is om met begeleiding te reizen.
De Raad heeft de argumenten van eiser overwogen, maar concludeerde dat de verweerster terecht had geoordeeld dat er geen medische indicatie was voor de gevraagde voorziening. De Raad heeft eerder in vergelijkbare zaken geoordeeld dat de voorwaarden voor het toekennen van een auto onder de WUV strikt zijn, en dat er een duidelijke medische noodzaak moet zijn voor een dergelijke voorziening. Aangezien eiser niet kon aantonen dat hij volledig afhankelijk was van een auto, werd het beroep ongegrond verklaard. De Raad heeft geen termen gezien om proceskosten te vergoeden, en het bestreden besluit bleef in stand.