ECLI:NL:CRVB:2005:AT7834

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/972 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.L.M.J. Stevens
  • J.P. Schieveen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van een WUBO-uitkering voor de aanschaf van een speciale stoel

In deze zaak gaat het om een beroep van eiseres tegen een besluit van de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, waarbij haar aanvraag voor een voorziening in de aanschafkosten van een speciale stoel is afgewezen. Eiseres, geboren in 1927, heeft in het verleden uitkeringen ontvangen op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945. De verweerster heeft erkend dat eiseres lijdt aan verschillende psychische en lichamelijke klachten die verband houden met haar vervolging, maar heeft de noodzaak voor de aanschaf van een speciale stoel niet kunnen vaststellen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit, waarbij zij aanvoert dat er een medische indicatie voor de stoel zou moeten zijn en dat er een specialistisch onderzoek had moeten plaatsvinden.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de verweerster haar besluit voldoende heeft onderbouwd met adviezen van geneeskundig adviseurs. Deze adviseurs hebben op basis van de beschikbare medische informatie geconcludeerd dat er geen noodzaak is voor de aanschaf van de stoel. De Raad heeft geen redenen gevonden om het standpunt van de verweerster te betwisten en heeft geoordeeld dat het bestreden besluit in rechte kan standhouden. De Raad heeft ook geen termen gezien om proceskosten te vergoeden.

Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het beroep van eiseres ongegrond verklaard, waarmee de afwijzing van de aanvraag voor de speciale stoel in stand blijft. De uitspraak is gedaan op 16 juni 2005 door mr. G.L.M.J. Stevens, in tegenwoordigheid van J.P. Schieveen als griffier.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
04/972 WUV
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,
en
de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad , verweerster.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Onder dagtekening 23 januari 2004, kenmerk JZ/Q70/2003/0013, heeft verweerster ten aanzien van eiseres een besluit genomen ter uitvoering van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (hierna: de Wet).
Tegen dit besluit heeft eiseres bij de Raad beroep ingesteld. In het beroepschrift is uiteengezet waarom eiseres zich met het bestreden besluit niet kan verenigen.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend. Eiseres heeft daarop schriftelijk gereageerd.
Het geding is, gevoegd met het geding nr. 04/6687 WUBO tussen eiseres en de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, behandeld ter zitting van de Raad op 9 mei 2005. Aldaar is eiseres niet verschenen, terwijl verweerster zich heeft doen vertegenwoordigen door mr. C. Vooijs, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. MOTIVERING
Blijkens de gedingstukken is eiseres, geboren in 1927, vervolgde en - tot aan de omzetting per 1 oktober 2003 van haar aanspraken op grond van de Wet in aanspraken op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 - uitkeringsgerechtigde in de zin van de Wet. Verweerster heeft in het verleden aanvaard dat de psychische klachten, alsmede de rug-, been-, maag- en darmklachten van eiseres in het vereiste verband staan met de door haar ondergane vervolging; ten aanzien van haar hoge bloeddruk, hartklachten, suikerziekte, staar en visusklachten, en eczeem is een zodanig verband niet aanvaard.
In juli 2003 had eiseres nog bij verweerster een vervolgaanvraag ingediend om toekenning van een voorziening in de aanschafkosten van een speciale stoel.
Bij besluit van 12 november 2003, zoals na daartegen gemaakt bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit, heeft verweerster genoemde aanvraag afgewezen. Verweerster heeft daarbij in aanmerking genomen dat niet is gebleken van een medische of medisch-sociale indicatie voor deze voorziening in verband met uit de vervolging voortvloeiende ziekten of gebreken.
In bezwaar en beroep heeft eiseres de juistheid van dit standpunt van verweerster betwist. Daarbij is, onder meer, aangevoerd dat een gericht specialistisch onderzoek ten onrechte achterwege is gelaten.
Ter beantwoording staat de vraag of, gelet op hetgeen door eiseres in beroep is aangevoerd, het bestreden besluit in rechte kan standhouden.
Dienaangaande overweegt de Raad als volgt.
Blijkens de gedingstukken is het standpunt van verweerster in overeenstemming met over de aanvraag aan haar uitgebrachte adviezen van een tweetal geneeskundig adviseurs van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Deze adviezen berusten op over eiseres bij verweerster ingevolge eerdere aanvragen bekende medische informatie alsmede op over de huidige aanvraag gericht ingewonnen informatie bij de eiseres behandelend artsen. Op basis van die informatie hebben de geneeskundig adviseurs geconcludeerd dat de aanschaf van een speciale stoel in verband met de causale ziekten en gebreken van eiseres niet nodig is. Hierbij is overwogen dat de verkregen, actuele informatie voldoende is om tot een verantwoord oordeel te komen.
De Raad acht het bestreden besluit op grond van de genoemde adviezen naar behoren voorbereid en gemotiveerd.
In de beschikbare medische en andere gegevens heeft de Raad geen aanknopingspunt kunnen vinden om het, overeenkomstig deze adviezen ingenomen standpunt van verweerster onjuist te oordelen. De namens verweerster geraadpleegde behandelend artsen hebben op de uitdrukkelijk gestelde vraag of zich bij eiseres een medische noodzaak in meergenoemde zin voordoet niet bevestigend geantwoord, terwijl ook andere medische gegevens een dergelijke noodzaak niet inzichtelijk maken. Gegeven de duidelijke informatie uit de behandelende sector kon worden geoordeeld dat een nader, gericht specialistisch onderzoek niet noodzakelijk was.
Gezien het vorenstaande bestaat voor vernietiging van het bestreden besluit geen grond, zodat dit besluit in rechte kan standhouden.
De Raad acht, ten slotte, geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake een vergoeding van proceskosten.
Beslist wordt derhalve als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. G.L.M.J. Stevens, in tegenwoordigheid van J.P. Schieveen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 16 juni 2005.
(get.) G.L.M.J. Stevens.
(get.) J.P. Schieveen.