ECLI:NL:CRVB:2005:AT8055
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- Rechtspraak.nl
Verzoek om terug te komen op intrekking van AAW/WAO-uitkering en de beoordeling van nieuwe feiten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, waarin de rechtbank het beroep ongegrond verklaarde. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.H. Samama, heeft hoger beroep ingesteld tegen de intrekking van zijn uitkering op basis van de Algemene arbeidsongeschiktheidswet (AAW) en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekeringen (WAO) per 11 maart 1996. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 18 mei 2005, waarbij appellant in persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn gemachtigde. Gedaagde, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, is niet verschenen.
De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat er geen sprake is van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden die een terugkeer op het eerdere besluit rechtvaardigen. Appellant heeft aangevoerd dat de informatie van zijn huisarts en psychiater niet nieuw was op het moment van de eerdere beslissing en dat gedaagde niet had mogen volstaan met een afwijzing op basis van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad bevestigt echter dat gedaagde bevoegd was om het verzoek van appellant af te wijzen, aangezien er geen nieuwe medische aspecten zijn aangedragen die de intrekking van de uitkering zouden kunnen rechtvaardigen.
De Raad concludeert dat de eerdere beslissing van 7 maart 1996 in rechte vaststaat en dat gedaagde terecht heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is om terug te komen op deze beslissing. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er zijn geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb, wat betreft de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. M.S.E. Wulffraat-van Dijk, in tegenwoordigheid van griffier mr. A. van Netten, op 15 juni 2005.