ECLI:NL:CRVB:2005:AT8078

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/5921 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Janssen
  • D.W.M. Kaldenhoven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 juni 2005 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een opposant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 2 september 2004 een uitspraak gedaan in een geschil over de sociale zekerheid, waarbij het hoger beroep op 29 april 2005 niet-ontvankelijk was verklaard omdat het verschuldigde griffierecht van € 102,- niet tijdig was ontvangen. De gemachtigde van de opposant heeft echter verzet aangetekend tegen deze niet-ontvankelijk verklaring.

De Raad heeft vastgesteld dat het griffierecht op 23 december 2004 op de (oude) bankrekening van de Raad is bijgeschreven, wat betekent dat de eerdere uitspraak onterecht was. De Raad heeft in zijn motivering aangegeven dat het verzet gegrond is en dat de uitspraak waartegen verzet was gedaan, vervalt. Het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.

De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak de toepassing van artikel 21 van de Beroepswet en artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gehanteerd. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb. De uitspraak is gedaan door mr. J. Janssen als voorzitter en D.W.M. Kaldenhoven als griffier, en is openbaar uitgesproken op 17 juni 2005.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
04/5921 ZW
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposant], wonende te [woonplaats], Marokko, opposant,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Mr. C.A.J. de Roy van Zuydewijn, advocaat te Amsterdam, heeft als gemachtigde van opposant hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank Amsterdam op 2 september 2004 tussen partijen gegeven uitspraak, reg.nr. 03/3120 ZW.
Bij uitspraak van 29 april 2005, welke op 4 mei 2005 aan partijen is verzonden, heeft de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Gemachtigde van opposant is tijdig van die uitspraak in verzet gekomen.
Gelet op het hierna onder II overwogene heeft de Raad het niet nodig geacht opposant in de gelegenheid te stellen over het verzet te worden gehoord.
II. MOTIVERING
Bij uitspraak van 29 april 2005 heeft de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat de Raad het verschuldigde griffierecht ad € 102,- niet binnen de in de brief van de Raad van 3 december 2004 gestelde termijn heeft ontvangen.
Ten gevolge van het gedane verzet ligt thans de vraag voor of terecht het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De Raad beantwoordt die vraag ontkennend.
De Raad heeft geconstateerd, zoals tevens door de gemachtigde van opposant in het verzetschrift is aangegeven, dat het verschuldigde griffierecht ad € 102,- op 23 december 2004 op de (oude) bankrekening van de Raad is bijgeschreven.
Gezien het vorenstaande dient het verzet met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55, vijfde lid, aanhef en onder c van de Awb gegrond te worden verklaard. Gegeven het bepaalde in het zevende lid van laatstbedoeld artikel vervalt de uitspraak waartegen verzet was gedaan en wordt het onderzoek voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet gegrond.
Aldus gegeven door mr. J. Janssen als voorzitter in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier en uitgesproken in het openbaar op 17 juni 2005.
(get.) J. Janssen.
(get.) D.W.M. Kaldenhoven.