ECLI:NL:CRVB:2005:AT8141

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/3887 NABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Th.G.M. Simons
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijzondere bijstand voor schuld aan woningstichting na te veel ontvangen huursubsidie

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 juni 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand door appellant, die in financiële problemen verkeerde door een schuld aan woningstichting 'De Combinatie'. De aanvraag was afgewezen door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, omdat appellant te veel huursubsidie had ontvangen in de periode 1999/2000. De rechtbank Rotterdam had eerder de afwijzing van de aanvraag door gedaagde bevestigd in een uitspraak van 26 juni 2003.

Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. S. Urcun, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. Tijdens de zitting op 11 mei 2005 zijn beide partijen niet verschenen. De Raad heeft in zijn beoordeling verwezen naar de relevante feiten en omstandigheden zoals vastgelegd in de gedingstukken en de eerdere uitspraak van de rechtbank.

De Raad heeft vastgesteld dat volgens artikel 15 van de Algemene bijstandswet (Abw) iemand die bijstand aanvraagt voor het aflossen van schulden, niet in aanmerking komt voor bijstand als hij over voldoende middelen beschikt om in zijn noodzakelijke kosten te voorzien. De Raad concludeert dat appellant niet voldoet aan de voorwaarden voor bijstandsverlening, omdat er geen zeer dringende redenen zijn die een uitzondering op deze regel rechtvaardigen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en komt tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
03/3887 NABW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Namens appellant heeft mr. S. Urcun, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 26 juni 2003, reg.nr. Abw 02/2775.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 11 mei 2005, waar partijen - met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
II. MOTIVERING
Voor een overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad, gelet op de gedingstukken, naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.
Bij besluit van 3 september 2002 heeft gedaagde het bezwaar van appellant tegen de afwijzing van diens aanvraag om bijzondere bijstand in de kosten van een schuld aan de woningstichting “De Combinatie”, ontstaan door te veel ontvangen huursubsidie in de periode 1999/2000, ongegrond verklaard.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van 3 september 2002 ongegrond verklaard.
Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de Algemene bijstandswet (Abw) wordt degene die bijstand vraagt ter gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast en die overigens bij het ontstaan van de schuldenlast, dan wel nadien, beschikte of beschikt over de middelen om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien, niet geacht te verkeren in omstandigheden als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Abw. Op grond van artikel 15, tweede lid, aanhef en onder b, van de Abw bestaat - kort gezegd - de bevoegdheid om niettemin bijzondere bijstand te verlenen indien daartoe zeer dringende redenen bestaan.
De Raad stelt, evenals de rechtbank, vast dat artikel 15, eerste lid, van de Abw zich verzet tegen bijstandsverlening voor de hier aan de orde zijnde schuld aan woningstichting “De Combinatie” en dat in het geval van appellant geen sprake is van zeer dringende redenen in de zin van artikel 15, tweede lid, aanhef en onder b, van de Abw. De Raad onderschrijft de door de rechtbank aan dit oordeel ten grondslag gelegde overwegingen geheel. Hetgeen in hoger beroep naar voren is gebracht biedt geen wezenlijk nieuwe gezichtspunten in vergelijking met hetgeen in beroep is aangevoerd, zodat daarin geen grond is gelegen om tot een ander oordeel dan de rechtbank te komen.
De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking.
Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de Raad ten slotte geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gewezen door mr. drs. Th.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van M. Pijper als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 22 juni 2005.
(get.) Th.G.M. Simons.
(get.) M. Pijper.
JK/1365