ECLI:NL:CRVB:2005:AT8209
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake premieplicht en gevolgen wetswijziging WAZ voor vrijwillige WAO-verzekering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zwolle. De zaak betreft de premieplicht van gedaagde, die per 4 februari 1974 op grond van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) was toegelaten tot de vrijwillige verzekering. Door de inwerkingtreding van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) op 1 oktober 1976, had gedaagde geen recht meer op een uitkering tenzij deze hoger was dan het bedrag waarop hij aanspraak kon maken op basis van de AAW. Dit leidde ertoe dat gedaagde geen premies meer betaalde na een aanpassing van het dagloon. Met de invoering van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) op 1 januari 1998, werd gedaagde opnieuw premieplichtig over het volledige WAO-dagloon. Appellant, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), heeft gedaagde in 2001 premienota's opgelegd voor de jaren 1999 tot en met 2001, welke gedaagde betwistte. De rechtbank Zwolle verklaarde het beroep van gedaagde gegrond en vernietigde het besluit van het Uwv. Appellant ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en merkte op dat gedaagde aannemelijk had gemaakt dat hij de informatie over de gevolgen van de WAZ had ontvangen. De Raad was van mening dat de informatie die gedaagde had gekregen over de wetswijziging onvoldoende was om een weloverwogen beslissing te nemen over de voortzetting van zijn verzekering. De Raad benadrukte dat bestuursorganen bij ingrijpende wetswijzigingen tijdig, juist en volledig moeten informeren. De Raad concludeerde dat de informatie in de mailing van december 1997 te beknopt was en niet voldeed aan de eisen van behoorlijk bestuur. Dit leidde tot de beslissing om de eerdere uitspraak van de rechtbank te bevestigen.