ECLI:NL:CRVB:2005:AT8235
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G. van der Wiel
- M.C.M. van Laar
- C.M. van Wechem
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen premiecorrecties sociale werknemersverzekeringen over de jaren 1996 tot en met 1999
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin het beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Het geschil betreft de premiecorrecties die zijn opgelegd aan appellant over de jaren 1996 tot en met 1999, in verband met de werkzaamheden van een werknemer die als kok in loondienst bij appellant werkzaam was. De Raad voor de Rechtspraak stelt vast dat de appellant geen bezwaar heeft gemaakt tegen de boetenota's over de jaren 1996 tot en met 1999, waardoor deze niet in geding zijn. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat het beroep in zoverre niet-ontvankelijk is.
De kern van het geschil ligt in de vraag of de premiecorrecties voor het jaar 1999 terecht zijn opgelegd. De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de premiecorrecties zijn gebaseerd op een correcte vaststelling van de werkelijke uren die de werknemer heeft gewerkt. De Raad verwijst naar de waarnemingen van de Sociale Recherche en de verklaring van de werknemer, die op ambtseed is afgelegd. Deze informatie biedt voldoende onderbouwing voor de conclusie dat de werknemer in 1999 ten minste 40 uur per week heeft gewerkt, in tegenstelling tot de door appellant opgegeven 10 uur per week.
De Raad vernietigt de uitspraak van de rechtbank voor zover deze betrekking heeft op de premiecorrecties over de jaren 1996 tot en met 1998, maar bevestigt de uitspraak voor het jaar 1999. Tevens wordt het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant in hoger beroep tot een bedrag van € 644,--. De uitspraak is gedaan op 9 juni 2005.